Dat was flink genieten vorige week, dat mooie warme weekend met temperaturen boven 20 graden. Halsoverkop de teenslippers tevoorschijn gehaald, rokjesdag was aangebroken. Heerlijk. Zes weken geleden werden we nog geteisterd door die verrekte Russische beer met gevoelstemperaturen van onder de min 10, gure winden die rechtstreeks van de ijzige Karelische toendra’s kwamen. Het weer is vooral zo boeiend omdat het zo onvoorspelbaar is. Ja, het weer van morgen kan redelijk worden voorspeld, maar dat van overmorgen is al iets lastiger en het weer van volgende week is per definitie onvoorspelbaar. En dat terwijl het weer zo mooi meetbaar is in termen van temperatuur, windsnelheid, luchtvochtigheid en zonintensiteit.
Het is hartstikke bèta, maar toch weten we het nauwelijks langer dan over drie, vier dagen met zekerheid te voorspellen. Dat komt doordat het weer een zogenoemd stochastisch proces is. Moeilijk woord, stochastisch; het is een deelgebied van de hogere wiskunde en verwant aan dingen als kansberekeningen en de algebra van het toeval. Volgens wiki is een stochastisch proces een opeenvolging van toevallige uitkomsten. Simpel gezegd zijn er zoveel toevallige invloeden van buitenaf dat je daardoor niet kunt voorspellen wat er gaat gebeuren.
Er zijn ontzettend veel stochastische processen waar we in het dagelijks leven mee te maken hebben. Bekende voorbeelden zijn economische processen zoals de beurskoersen, het gedrag en de stemming van andere mensen met nadruk – uiteraard – op dat van pubers, de uitslagen van verkiezingen en de looprichting van een dronkenlap. Al zulke zaken kun je wel grofweg een beetje voorspellen, maar de uiteindelijke uitkomst is per definitie ongewis. Dat geldt ook voor het weer. Ja, we weten dat het ’s zomers warmer is dan ’s winters, maar daar blijft het ook wel bij, want het kan volgende week zondag zowel 30 als 15 graden zijn, stortregenen of kurkdroog zijn, stormen of windstil. Het houdt het leven spannend.
Maar goed, dit is allemaal een aanloop naar een grote ergernis in verband met die kou van onlangs. We houden niet van ongewisheid. We willen zekerheid. Mooi weer, een fijne warmte, en als de natuur er niet voor zorgt, maken we die zelf wel. Het laatste waar ikzelf bij een gevoelstemperatuur van min 12 en een snerpende noordoostenwind aan zou denken, is om buiten op een terras te gaan zitten om een biertje te drinken of zelfs in hemdsmouwen te dineren. En toch gebeurde dat overal, dankzij de meest idiote uitvinding die de mensheid ooit heeft voortgebracht: de terrasverwarmer.
Vooral sinds het rookverbod de rokers naar de buitenruimte heeft verbannen, is het verschijnsel terrasverwarmer epidemisch toegenomen. Hele straten en halve pleinen worden opgewarmd met behulp van elektrische of gasgestookte branders. De hitte zorgt ervoor dat je aan de ene kant opwarmt en aan de andere kant even koud blijft als tevoren, maar vooral dat er een ongelooflijke hoeveelheid energie nutteloos in de gure wind wegwaait. Wat een onzin, het is hier Griekenland of Benidorm niet waar je het hele jaar buiten kunt zitten.
Terwijl iedereen, de overheid voorop, de mond vol heeft over duurzaamheid en isolatie en dat we moeten besparen en van het gas af moeten, dat de laatste raamkiertjes moeten worden dichtgekit en we vooral geen lampje mogen laten branden in een ruimte waar we héél even niet zijn, vindt iedereen, de overheid voorop, het doodgewoon dat we de winterse buitenlucht verwarmen. Hoe krijg je het verzonnen? Bierdrinken op een ijzig winters terras, om dan na ruime intake van het nodige alcohol in een stochastische zwalk terug naar huis te waggelen.