Er is weer een hoop te doen over het klimaat. Elke dag is er wat over te lezen of te horen, bijvoorbeeld omdat VVD-coryfee Ed Nijpels zich erover verbaast dat het klimaat bij de verkiezingen totaal geen issue was. Of omdat er aan de overkant van de grote plas beleid gevoerd gaat worden door een stel klimaatontkennende dwaallichten. Ondertussen is voor het zoveelste jaar op rij het CO2 gehalte van de atmosfeer verder gestegen.
Onder wetenschappers heerst grote consensus over het probleem, maar desondanks blijft de discussie met de zogenoemde klimaatsceptici dooretteren. Loopgraven worden betrokken, vooroordelen in graniet gebeiteld en pek en veren uit de mottenballen gehaald en gebruikt. Maar in die discussie worden appels met peren vergeleken en dat levert nooit iets bruikbaars op. Het valt me op dat er twee dingen door elkaar worden gehaald, en er twee soorten klimaatsceptici zijn: de ontkenners en de relativisten. Met Trumpiaanse hard-core klimaatontkenners is het uiteraard slecht praten – zij zijn uit hetzelfde vermolmde waaibomenhout gesneden als platte-aarde-gelovers en lui die menen dat de aarde zesduizend jaar geleden in zes dagen tijd in elkaar werd geknutseld. Maar de klimaatrelativisten zijn anders. Zij relativeren met in hun achterhoofd het geologische verleden. Het verschil in inzicht is het gevolg van kijken door verschillende brillen, die zijn scherpgesteld op verschillende tijdsdimensies. Kijken we naar tijdschalen van miljoenen jaren, of naar de menselijke maat?
Zo’n vijftig miljoen jaar geleden was het stervensheet. Er groeiden palmbomen op Groenland. Het CO2 gehalte van de atmosfeer was vermoedelijk wel zes keer zo hoog als nu. Destijds was dat geen probleem want er waren geen mensen om het een probleem te vinden. Voor de aarde maakte het geen bal uit, die bleef vrolijk zijn rondjes om de zon en om zijn eigen as draaien. Uiteindelijk koelde het weer af en kregen we zelfs nog een heel stel ijstijden om ons wat bescheidenheid bij te brengen. Vanuit het geologische perspectief gezien maken we ons dus druk om niks, een peanut, een gevalletje van voorbijgaande aard.
Vanuit het menselijke perspectief gezien is er wél wat aan de hand. Tijdens de vorige warme tussenijstijd, nu 125.000 jaar geleden, stond de zee zo’n vijf tot zes meter hoger dan tegenwoordig. De kans is groot dat dat weer gaat gebeuren, maar is dat nou een natuurlijk proces of een gevolg van menselijk handelen? Of van beide. En als de zee stijgt, gaat het dan om een paar centimeter of om diezelfde vijf tot zes meter als destijds? En hoe snel gaat het? Deze eeuw of hebben we nog wel tienduizend jaar?
Mensen die het geologische perspectief hanteren, zoals Salomon Kroonenberg, zijn geen klimaatontkenners, het zijn klimaatrelativisten. Zij weten dat de aarde heus niet zal vergaan. Maar vandaag is het menselijke perspectief eventjes relevanter. Meer dan de helft van de wereldbevolking en vrijwel alle kostbare infrastructuur als steden, havens, raffinaderijen, containerterminals en industrie bevinden zich op zeeniveau. Als daar vijf meter bijkomt is dat wel even een dingetje. Klimaatrelativisten hebben wel een beetje gelijk, maar ze zouden toch eens hun geologische bril moeten afzetten. Al is het maar om Donald Trump en zijn bende mafketels en dwaallichten geen valse argumenten te verschaffen.