Jelle Reumer: Het wonder van Sint Nicolaas
• 12-11-2010
• leestijd 3 minuten
Met een zekere regelmaat moet ik Amsterdam zijn, en om redenen van (in de eerste plaats) gemak en (in de tweede plaats) milieubewustheid doe ik dat eigenlijk nooit per auto maar altijd per trein. Vanaf het Centraal Station neem ik dan de ov-fiets, een uitvinding die niet genoeg kan worden gepropageerd, maar dat terzijde. Deze metallic-blauwe versie van de witte fiets uit de provotijd kan worden opgehaald bij de fietsenstalling aan de oostzijde van het CS. De stalling is gevestigd in een kelder waar je terechtkomt na eerst langs een vrolijk spelend orkestje met melancholieke balkanklanken te zijn gelopen en daarna onder lila tl-verlichting door die moet voorkomen dat je je bij het ophalen van de fiets aan een heroinespuit bezeert. Je bent in de grote stad, dat is meteen duidelijk. Bij het verlaten van de stalling, fiets nog aan de hand, sta je midden tussen de langsklingelende trams en met uitzicht op de bebouwing langs de Prins Hendrikkade.
En op dat moment zag ik het wonder. Het was rond half zes en al een beetje schemerig aan het worden, het was helder, lichtvriezend winterweer - van dat weer dat optreedt wanneer er boven Scandinavië een hogedrukgebied klem zit. Wind uit het oosten, lekker koud, geen bewolking, heldere hemel en hier en daar een ster. De duistere koepel van de Sint Nicolaaskerk tekende zich dreigend af tegen de donkere staalblauwe lucht erboven. De koepel wordt bekroond door een soort spriet, waarvan aard en vorm door de schemering niet helemaal meer tot hun recht kwamen, maar er zal wel een bliksemafleider in zijn verwerkt. De spriet wijst fier naar boven, en daar, vlak boven het bovenste topje van de spriet, stond een helder hemellichaan. Een ster. Het zal Venus zijn geweest - dat is weliswaar helemaal geen ster maar een planeet, maar dat doet aan de impressie niets af. Een heldere ster boven de koepelspriet. En daar weer recht boven, op een afstand van de ster die precies even groot was als de afstand tussen ster en spriet, bevond zich de maansikkel. Een smalle maansikkel, van het type dat met de mooie oude term wassenaar kan worden aangeduid. Twee dagen eerder was het nieuwe maan, vandaar.
De combinatie van het donkere kerksilhouet, daar vlakboven de helder twinkelende ster, en daar weer boven de goudgele maansikkel, leverde een aanblik van betoverende schoonheid. Die wassenaar en die ster, die zijn precies terug te vinden in de vlag van Turkije, hoewel daar de ster tussen de armen van de maan staat, en niet eronder. Maar dat is een kwestie van even wachten op een ander moment. De kerk aan de Prins Hendrikkade is gewijd aan Sint Nicolaas, de oude bisschop van Myra. Inderdaad, dat ligt in Turkije. Later hebben de Italianen het gebeente van Nicolaas tijdens een korte rooftocht ontvoerd en overgebracht naar Bari (waar het nog altijd rust), maar eigenlijk is de Sint een Turk. En dan die ster en die maansikkel. Ook Turks dus. Het was een bijzondere aanblik, een wonder van Sint Nicolaas. Ik stapte op de fiets en reed de stad in en ik vraag me nog steeds af of er wel een Turk is die die avond hetzelfde heeft gezien. Of huren die geen ov-fietsen bij Amsterdam Centraal?