Jaap van Ginneken: De inktpot
• 31-10-2010
• leestijd 2 minuten
In de dierentuin zitten beesten keurig gesorteerd, met hun etiket er voor. Op het eerste gezicht lijken ze binnen dat éne hok dan ook erg op elkaar. Maar blijf eens een halve dag staan, en je ziet steeds meer verschillen. Elke tijger of panter heeft een net weer iets ander strepen- of vlekkenpatroon. En gedraagt zich ook weer net iets anders. Net als koeien in de wei.
De Schepper aan zijn tekentafel zat er kennelijk op een gegeven ogenblik halverwege even hélemaal doorheen. Hij nam zijn zwarte inktpot en verfpot en spetterde er als Karel Appel lustig op los. Dat vluchtige creatieve moment kreeg daarna grote gevolgen. Op deze manier werden die dieren namelijk allemaal voor elkaar en voor óns herkenbaar: als uniek individu, met geen twee precies hetzelfde. Ook bij het kleurige verenkleed van veel vogels.
Luister ook nog eens wat beter naar hun gekwetter en getsjilp. Voor óns klinken die riedeltjes allemaal hetzelfde, maar voor hén klinken ze allemaal nét een beetje verschillend. Ze blijken het accent te kunnen herkennen van hun tuingenoten, maar ook het afwijkende toontje van de buren, of van de búren van de buren. Vogels blijken namelijk niet alleen een taal-gen te hebben net als mensen, maar ook het herkenbare dialect van de precieze plek waar ze vandaan komen. Evenals dolfijnen en walvissen.
Dieren kunnen hun naasten natuurlijk ook herkennen aan hun specifieke geur. Net als mensen in een hoop kleren trefzeker het T-shirt kunnen vinden, dat een week lang is gedragen door hun partner, hun ouder of hun kind.
Haal je verder nog eens die tv-documentaire voor de geest over pinguïns, die dicht opeengepakt overwinteren - op ijzige eilanden bij de Zuidpool. De vaders passen op de eieren, terwijl de moeders maandenlang aan één stuk weg gaan om elders aan te sterken. Bij terugkeer weten ze echter moeiteloos hun eigen kroost te vinden, temidden van die honderdduizend schijnbaar identieke anderen.
De evolutie heeft dus niet alleen allerlei soorten voortgebracht, en hun wonderlijke eigenschappen steeds verder verfijnd. Maar het meest geheimzinnige wat mensen en hogere dieren gemeen hebben, is dat we allemaal onderling zo verschíllend zijn. Door ons uiterlijk, onze stem, onze geur. Volgens nieuw onderzoek blijken vogels zelfs een eigen persóónlijkheid te hebben: van Bangerik tot Durfal. Zo raken de rollen binnen elke groep ook verdeeld. Daarin ligt ook onze kracht. Eenheid in ontélbare verscheidenheid.
(Jaap van Ginneken is massa-psycholoog, en schreef onder meer het boekje De kracht van de zwerm).