Hilda Knol: Hypocriet
• 20-05-2009
• leestijd 2 minuten
Minoes is dood! Ze had een tumor in haar hoofd. Twee weken geleden blies ze haar laatste adem uit. De dierenarts gaf haar een injectie met een blauwige vloeistof. Natuurlijk moest ik huilen. Eigenlijk moest ik altijd huilen als ik met Minoes naar de dierenarts ging. De jonge, aantrekkelijke arts was zo lief voor het beest, dat de waterlanders op de drempel van de spreekkamer al spontaan bij mij opwelden. Maar ik hield me altijd in. Vandaag lukte dat niet meer. Ook nu was de dierenarts erg lief. “U mag zo doorlopen hoor, we sturen de rekening wel op.”
Die rekening kreeg ik vandaag in de bus. Opnieuw moest ik huilen. Een kat laten hemelen kost 48 euro. En dat terwijl ik nog niet eens helemaal zeker weet of er wel een kattenhemel bestaat! “Ik had het voor de helft van de prijs gedaan,” zei mijn vriend poeslief, “huppeke, zo van de flat naar beneden.” Dat vond ik geen goed idee. Katten komen immers altijd op hun pootjes terecht. En ik weet niet hoeveel ze van haar zeven levens al had opgebruikt. Tegen een dodelijke injectie was ze in ieder geval niet opgewassen.
“Ook goed”, zei mijn vriend toen, waarna hij vroeg: “Wat eten we vanavond, zullen we schnitzels eten, ze zijn in de korting bij de super?” “Hmmm”, antwoordde ik alleen maar. De brok in de keel vanwege de dierenartsrekening zat me nog in de weg. Vervolgens maakte de ontroering plaats voor verontwaardiging. Ik herinnerde me de andere rekeningen die ik betaald had om Minoes in het leven te houden: 97 euro voor een operatie, 38 euro voor pijnstillers en nog die 48 euro voor euthanasie. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om schnitzels bij de supermarkt te halen, zodat ik mede verantwoordelijk was voor moord op andere dieren. En dat voor maar vijf euro de kilo; verdacht goedkoop. De reclamespot van het Voedingscentrum stelde mij gisteren na Goede Tijden, Slechte Tijden nog de kritische vraag: ‘Hoeveel ruimte heeft jouw schnitzel gehad?’ Voor zo weinig geld denk ik hooguit één vierkante meter, dus dat riekt naar bio-industrie. Daar leiden varkens een kort en ellendig leven, waarna ze gruwelijk aan hun einde komen in het abattoir. Ik wilde niet langer hypocriet zijn. Die hoge dierenartsrekening betaalde ik, dus voortaan die van de dure scharrelslager ook. “Laat maar,” zei mijn vriend, “ik eet vandaag wel een vega-burger.”