De bonte bentheimer is een oud varkensras dat vanaf eind 1800, maar vooral halverwege de twintigste eeuw, populair was. Het varken kwam oorspronkelijk veel voor in het gebied rond Twente en Bad Bentheim. De soort werd hier gefokt om te voldoen aan de groeiende vraag naar een vetter varken. Deze vraag ontstond in de tijd van de opkomende industrie in Noord-Duitsland: men was ontevreden over de prestaties van de relatief magere huisvarkens. Rond 1840 kwam de bonte bentheimer voort uit een kruising tussen enerzijds het Marschschwein en anderzijds Berkshire- en Cornwallberen.
De Bonte Bentheimers is een middelgroot, langgerekt landvarken. Elk varken is herkenbaar aan zijn unieke zwarte vlekkenpatroon op een lichte ondergrond en grote loboren. Een volwassen zeug weegt ongeveer 180 kilo, een beer maarliefst 250. Het varken heeft een vriendelijk karakter en is eenvoudig en goedkoop te houden.
Deze eigenschappen maakten dat in de jaren 50, na de Tweede Wereldoorlog, een bloeiperiode van het ras ontstond. Met de wederopbouw van het land waren eenvoudig te houden en goedkope varkens namelijk zeer in trek. Maar toen de economie hierna opbloeide, veranderde ook de vraag van de consument. Men wilde vetarm vlees, wat de bonte bentheimer met zijn ongunstige vlees-vet verhouding ongeschikt maakte: de soort raakte in de vergetelheid. Ook namen voordeligere rassen de plaats van het varken in. Met slechts honderd fokdieren werd het ras in de jaren negentig ernstig met uitsterven bedreigd. Onder andere Stichting Zeldzame Huisdierrassen zet zich in om de bonte bentheimer te behouden. Het ras krabbelt de laatste jaren dan ook langzaam weer op. Gelukkig voor het varken is dat tegenwoordig echter vooral als hobbyvarken en komt de interesse van bijvoorbeeld kleinschalige varkenshouderijen gericht op zorg en educatie.