Een groot team van Nederlandse wetenschappers vertrekt de komende weken naar het Zuidoost-Aziatische eiland Borneo om onderzoek te doen aan de duizenden endemische planten en dieren die er voorkomen, met name in het hooggebergte. Centrale vraag is hoe al die unieke soorten hier zijn geëvolueerd. Onder de 40 wetenschappers van het Leidse
Naturalis
Biodiversity Center en de Maleisische natuurbeschermingsorganisatie Sabah Parks, zijn insectendeskundigen, vogelaars, amfibieënkenners en slakkenonderzoekers. Expeditieleider en ecoloog Menno Schilthuizen van Naturalis komt zondag naar het Capitool, één dag voor vertrek.
De Borneo expeditie
duurt tot en met 25 september.
Van 2000 tot 2006 woonde en werkte Schilthuizen op Borneo, waar hij onder meer landslakken bestudeerde. Met name soorten op geïsoleerde kalkrotsen. Sommige daarvan zijn inmiddels uitgestorven, omdat de enige rotsformatie waar ze voorkwamen volledig is afgegraven.
Endemische soorten
Het hart van de expeditie is de beroemde
Kinabalu-berg
, met zijn 4.095 meter één van de hoogste pieken in Zuidoost-Azië. Geologisch gezien is de berg jong (slechts anderhalf miljoen jaar), maar hij heeft een veel planten en dieren die nergens ter wereld voorkomen. Het ontstaan van al deze endemische soorten is een mysterie: zijn het jonge soorten, kort geleden afgesplitst van de soorten die aan de voet van de bergen leven? Of zijn het misschien restanten van soorten die in vroeger tijden, toen het klimaat koeler was, overal in Borneo leefden?