Heg en steg
• 28-03-2008
• leestijd 2 minuten
Heggenvlechten is een manier om een heg dik en ondoordringbaar te maken. Het is een eeuwenoud ambacht en je kunt in de natuur soms prachtig in elkaar gekronkelde struiken zien die duiden op menselijke bemoeienis. Met de herwaardering voor cultuurhistorische landschapselementen hebben natuurbeheerders ook weer meer belangstelling voor heggenvlechten. Er is in Nederland een handjevol professionele heggenvlechters.
Heggen bestaan al duizenden jaren. Een heg is een natuurlijk hekje van struiken: om terrein af te bakenen en om het vee binnen te houden. Tegenwoordig gebeurt dat ook met prikkeldraad, maar vroeger deed men dat met een heg. En dat gebeurt nog steeds. Zodra een heg z’n functie als veekering verliest (dus als er gaten invallen; en dat gebeurt automatisch), moet er gevlochten worden. En dat betekent inhakken met de hiep (hakmes), verbuigen en vervlechten. Zo ontstaan ondoordringbare vergroeiingen. Vlechten gebeurt overigens maar zelden: om de 15 of 25 jaar. Daartussendoor onderhoud je de heg met snoeien en knippen. Om zeker te zijn dat het vee binnenblijft, moeten er struiken met stekels inzitten, zoals meidoorn, dat werkt als prikkeldraad. Zonder doornen geen goede heg.
Toen
Heg en Landschap
in 2000 begon, werd geroepen: ja, dat is zo’n oude Engelse hobby. Maar niets is minder waar. Julius Caesar schrijft in
De Bello Gallico
al over die vervelende heggen in de Lage Landen waar je niet doorheen komt en waarachter ook de vijand zich kan verschuilen. Door heel Nederland werden heggen gevlochten en je kunt dan ook overal vlechtsporen aantreffen. Als je er niet op wordt gewezen, zijn die overigens heel lastig te herkennen als van menselijke oorsprong. Je denkt dat je een door de natuur gek gebogen tak ziet, maar dat is het werk van een boer uit 1850.