De klapekster (
Lanius excubitor
) is een zangvogel uit de familie van klauwieren (
Laniidae
). In Nederland en België is de klapekster een uiterst zeldzame broedvogel. De klapekster is de grootste Europese klauwier en heeft een herkenbaar verenkleed met een lichtgrijze bovenzijde en een vaalwitte onderzijde die gescheiden worden door de zwarte oogstreep en de zwarte vleugels. De kleine klapekster heeft een overeenkomstig verenkleed, maar is duidelijk kleiner en heeft bovendien een kortere snavel en een kortere staart. De roep is een schel geschreeuw en geratel. De zang is zacht, met ertussendoor scherpe tonen.
Net als andere klauwieren spietst ook de klapekster zijn prooi als voedselvoorraad vast op een scherp voorwerp zoals doorns of prikkeldraad. De vogel jaagt gewoonlijk vanaf een hoge zitpost en is daardoor vaak al op grote afstand te herkennen. Ook zangvogels worden door de klapekster gegeten, waarbij de klapekster de prooi soms lang moet achtervolgen voordat deze gevangen kan worden.
Rond 1900 was de klapekster een schaarse, maar verspreide broedvogel in het oostelijk deel van het land. Rond 1950 waren wellicht nog zo'n 100 broedparen over, terwijl midden jaren zeventig nog enkele tientallen paren resteerden. Sindsdien zijn de broedgebieden in Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg vrijwel verlaten. In de eerste helft van de jaren negentig werd de populatie in Nederland geschat op 15 tot 40 paar, daarvan broedde driekwart op de Veluwe.
De oorzaak voor de afname van de klapekster ligt grotendeels in de ontginning of bebossing van grote oppervlakten 'woeste gronden'. Ook de toenemende recreatie heeft een negatieve rol gespeeld. Uitwijken naar het steeds natuuronvriendelijker boerenland was geen alternatief. Tot voor kort werd hier overigens wel overwinterd, maar ook daaraan lijkt een eind te zijn gekomen. Kenmerkend voor de broedbiotoop van de klapekster is de rijke vegetatiestructuur; zowel de kruidlaag, de struiklaag als een - open - boomlaag dienen goed ontwikkeld te zijn. Een op geleidelijke overgangen gericht beheer van bossen, heidevelden en soortgelijke terreinen biedt dan ook de beste kansen aan de soort. Daarnaast blijken extensieve graslandjes en heggen op de grens van natuur- en landbouwgronden uitstekende voedselgebieden.
Klapeksters uit noordelijker streken overwinteren in ons land, maar de eigen broedvogels trekken niet ver weg. De kans om een klapekster in Nederland te zien, is het grootst in de wintertijd. De eerste trekkers zijn in september te verwachten, waarna de sterkste doortrek in oktober plaatsvindt. Van die doortrekkers blijven er een aantal tot in november. Van december tot en met maart zijn het meest honkvaste vogels die soms jaren achtereen op dezelfde plek overwinterend zijn terug te vinden. De terugtrek vindt plaats in maart en april, een enkele maal tot in mei.
De klapekster staat op de Rode Lijst vanwege de sterke afname en de zeer beperkte verspreiding van de Nederlandse broedpopulatie, en vanwege de gebondenheid aan kwetsbare leefgebieden.