De oren van de grootoorvleermuis zijn bijna net zo groot als het diertje zelf. En niet voor niets. Ze kunnen er de kleinste geluidjes van hun prooi mee horen. Kevertjes en nachtvlinders hoort hij tot op ongeveer een halve meter afstand. Op een zomeravond kunnen grootoorvleermuizen dichtbij de mensen komen. Dan vliegen ze nieuwsgierig om je heen. Beluisteren je van alle kanten. Zo kan het gebeuren dat zij een mug op je arm horen lopen. Terwijl wij ‘m pas voelen als hij al gestoken heeft. De grootoor is absoluut niet bang voor mensen. “Ze weten dat wij redelijk gehandicapt zijn in het donker”zegt Jan Buys. “Wij moeten met lampen rondlopen. Dat hebben zij allemaal niet nodig”. Hij telt al sinds de jaren tachtig grootoorvleermuizen op Limburgse kerkzolders. 70 kerkzolders, tussen Weert en Roermond worden elk jaar bezocht. Dan gaat Buys met een lampje op zijn hoofd de stoffige trappen op, op zoek naar vleermuizen. Ze zitten in de klokkentoren en in de nok van het dak. Meestal zitten ze met een paar bij elkaar, dat is lekker warm. Als het koud is klappen ze hun oren onder hun vleugels, dan verliezen ze zo min mogelijk warmte. In het voorjaar, als de vrouwtjes jongen krijgen kruipen ze bij elkaar in zogenaamde kraamkolonies. De afgelopen weken heeft Buys 28 kerken beklommen, samen met zijn collega Johannes Regelink. Ze telden hij 39 grijze en 137 bruine grootoren. De bruine grootoor, Plecotus auritus, komt van nature voor in de Nederlandse bossen. De grijze, Plecotus austriacus, houdt eigenlijk meer van de warmte. De vraag is dan ook waarom hij het toch zo goed doet in Limburg. Buys denkt dat het te maken kan hebben met de klimaatverandering. Maar hij ziet ook dat het Limburgse landschap de laatste jaren beter beheerd wordt. Er komt meer aandacht voor natuuurontwikkeling en er worden minder betrijdingsmiddelen en meststoffen gebruikt. In elke toren worden een paar foto’s van de vleermuizen gemaakt. Die komen allemaal op de website:
www.buys-van-nature.nl