Grondzaken
• 20-01-2015
• leestijd 2 minuten
Wim van der Putten van het Nederlands Instituut voor Ecologie doet er onderzoek naar onze bodem. Als we ergens te weinig vanaf weten, zegt hij, dan is het van onze bodem. We weten veel over de miljoenen diertjes en schimmels die in de grond zitten, maar weinig over hoe de relatie is tussen dat leven onder de grond en het leven daarboven. Het is druk in onze bodem. In een vingerhoedje (één gram!) gezonde grond bevinden zich maar liefst 5000 soorten micro-organismen en honderden meters schimmeldraad. En die voelen zich zover van elkaar verwijderd alsof ze in Amsterdam en Utrecht wonen. Af en toe passeren ze elkaar. Het is bijna niet voor te stellen in die ene vingerhoed.
Hoe is het ondergrondse leven over de wereld dan verdeeld? Is het net zo drukbevolkt bij ons in de bodem als in het tropisch regenwoud nabij de Evenaar? We weten het nog niet. Van der Putten denkt dat er weinig verschil is. Andere onderzoekers menen van wel. Ze zijn het wel eens over het feit dat we de grond met rust moeten laten, niet spitten, niet bemesten. Dan verstoor je het bodemleven niet. Een complete eigen kringloop bevindt zich in die bodem. Een precair evenwicht. Zijn advies is om de kringloop zoveel mogelijk gesloten te houden, plantenresten terug de bodem in. De bodem onder struiken met bladresten bijvoorbeeld is beter dan afdekken met houtsnippers.
Ik loop dan ook met een gerust hart de planken in tuincentra voorbij vol gestapeld met allerhande middeltjes om iets aan of met je bodem te doen en kies planten die bij mijn bodem passen. Dat levert gezonde planten op. De verhuizing van klei naar zand heeft me dat heel duidelijk gemaakt: je hebt kleiminnaars en zandhaters maar ook planten die juist opbloeien op zand. Je bodem accepteren en de bijpassende plant zoeken, maakt tuinieren gemakkelijker, duurzamer, goedkoper en succesvoller.