Expeditie naar overwinteringsgebieden grauwe kiekendief in Niger succesvol; satellietvogel helaas dood in Nigeria.
Tussen 5 januari en 4 februari is voor het eerst een serieuze expeditie naar de overwinteringsgebieden van onze grauwe kiekendieven uitgevoerd. Promovenda Christiane Trierweiler van de Rijksuniversiteit Groningen, ecoloog, Niger-kenner en adviseur Joost Brouwer, natuurfotograaf Hans Hut en projectcoördinator Ben Koks van de Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief hebben vier weken in met name Niger rondgereisd. Niger is het land waar het bezenderde groningse grauwe kiekendief vrouwtje Marion eind vorig jaar een aantal weken doorgebracht heeft. Er werden zeer nuttige gegevens verzameld over de biotoopvoorkeur en de prooikeuze van grauwe kiekendieven, en over de natuurlijke en menselijke gevaren die hen daar bedreigen.
Deze eerste reis naar de Sahel-zone is mogelijk gemaakt door een bijzonder succesvolle publieksactie van Vogelbescherming Nederland onder haar leden. Hierdoor ging een jarenlang gekoesterde droom van de Werkgroep Grauwe Kiekendief in vervulling en hebben we nu meer zicht op de gevaren die onze vogels buiten de broedtijd moeten trotseren. Vanuit Niger werden berichten naar de achterban gestuurd en deze verhalen zijn o.a. op de site van Vogelbescherming terug te vinden.
Vanaf 1990 worden in met name de weidse akkers van Oost-Groningen en Zuidelijk Flevoland kiekendiefnesten in landbouwgewassen beschermd die anders ten prooi zouden vallen aan de maaibalk. Deze aanpak wordt in veel Europese landen gepraktiseerd en het is inmiddels aangetoond dat zonder deze bescherming grauwe kiekendieven nog meer in de gevarenzone zouden zitten dan momenteel het geval is. Dankzij de coööperatieve houding van met name akkerbouwers kan worden gesteld dat de soort als Nederlandse broedvogel behouden is gebleven. In 2005 hebben in totaal 40 paar in Nederland gebroed; in het bolwerk van het Groninger Oldambt 30 paar, Zuidelijk Flevoland 5 paar, de Drentse veenkoloniëën 1 paar en in het Friese deel van het Lauwersmeer vier paar. Door een gebrek aan veldmuizen viel het broedsucces tegen en vlogen er maar 47 jongen uit (tegenover 85 in 2004). Op
www.grauwekiekendief.nl
zijn meer details over het voorbije broedseizoen te vinden.
De hamvraag die wij ons al jaren stellen is waarom we in Nederland steeds tussen de 35 en 45 paartjes tot broeden komen. Het antwoord ligt misschien in Afrika en daarom was de Werkgroep bijzonder gelukkig met de geslaagde actie onder de leden van Vogelbescherming.
Voorafgaande aan onze reis zijn een aantal doelen gesteld. Omdat wij tijdens het voorbereiden van deze expeditie in het achterhoofd hebben gehad om voor een periode van vijf jaar de winter-ecologie van Circus pygargus in beeld te brengen, was één van de prominente doelen: het testen van onderzoeksmethoden in het veld die later naadloos door anderen gebruikt zouden kunnen worden, en die qua zeggingskracht optimaal zouden functioneren en waar onze Afrikaanse partners goed mee uit de voeten zouden kunnen. Voorts zijn contacten gelegd met verschillende ministeries, natuurbeschermers, vogelaars en onderzoeksinstituten in Niger en Burkina Faso. Zo worden op dít moment de door ons verzamelde braakballen door het instituut AGRHYMET in de Nigerijnse hoofdstad Niamey onderzocht. Met name dankzij het goed geoliede netwerk van Joost Brouwer is in een maand tijd een netwerk opgebouwd waar we de komende jaren nog veel plezier aan hopen te beleven.
Natuurlijk hoopten we ook grauwe kiekendieven te vinden. Vooraf werd deze hoop door Europese experts getemperd; de Sahel-zone is immers immens groot, de grauwe kiekendief wordt algemeen gezien als een moeilijk te onderzoeken soort en vier weken gaan in de droge hitte snel voorbij. Vooraf hadden wij ons ten doel gesteld ook informatie over de dieet-keuze van onze vogels te verzamelen. Dit werd voorafgaande als een huzarenstukje gezien maar met een beetje geluk zou het moeten lukken een slaapplaats met braakballen te vinden. Voor wat betreft de verzamelde gegevens zijn onze verwachting ruimschoots overtroffen. We hebben in totaal zo’’n 80 grauwe kiekendieven en 20 steppe kiekendieven gevonden (een nog veel ernstiger bedreigde soort die in landen als Kazakstan tot broeden komt).
Daarnaast hebben we drie slaapplaatsen gevonden (2-6 vogels per slaapplaats) en hebben we in totaal 39 braakballen kunnen verzamelen. Uit de analyse van onze partners bij AGRHYMET zal vermoedelijk blijken dat deze braakballen voor 99% uit sprinkhanen bestaat. De vraag die dan resteert is om welke soorten het gaat. Dieet-onderzoek beschouwen wij als een belangrijke ingang om eventuele knelpunten in de bescherming nader te identificeren.
Voorafgaande was voorlichting aan de mensen die wij gedurende onze reis tegenkwamen een belangrijk thema. Er is een speciale (geplastificeerde) identificatie-kaart gemaakt en deze is uitgedeeld (deze kaart is via onze website te downloaden). Toen het team van Christiane Trierweiler vlakbij de grens met Nigeria met een groepje mensen in gesprek raakte werd door deze mensen aangegeven dat ze een paar maanden eerder via BBC World Service hadden begrepen dat een vogel als die op de kaart (afgebeeld is "Marion", onze eerste grauwe kiekendief, met een satelliet-zender op haar rug) door een boer in de buurt van het plaatsje Isa in het noorden van Nigeria was gevangen. Via de BBC in Londen werd de naam van de BBC-correspondent in Nigeria opgespoord en via hem werd duidelijk dat ‘‘een roofvogel’’ met een zendertje het nieuws had gehaald. Een onwaarschijnlijk verhaal maar wel eentje waar we op dat moment alle aandacht voor hadden. In augustus 2005 zijn twee vrouwtjes grauwe kiekendief uit het Groninger Oldambt met een satelliet-zender op de rug de gevaarlijke reis naar het Zuiden begonnen. Aanvankelijk vlogen beide vogels naar het Oosten en verbleven enige tijd in Duitsland. "Beatriz" (vernoemd naar de beroemde Spaanse onderzoekster Beatriz Arroyo) vloog daarna via Frankrijk, Spanje door naar het NO van Marokko. Daar verloor de satelliet het contact met haar en gevreesd moet worden dat deze vogel in de buurt van het Rif-gebergte is neergeschoten. "Marion" (vernoemd naar de Duitse onderzoekster Marion Schweng) vervolgde na haar tussenstops in Duitsland haar weg en kwam via Tsjechië, Italië tussen 8 en 11 september aan op het Afrikaanse continent om vervolgens via Algerije, Niger (waar ze ruim drie weken verbleef) rond 16 oktober in Nigeria aan te komen. Deze reis is via internet door duizenden mensen uit de hele wereld met belangstelling gevolgd maar na 20 november zweeg ook haar signaal. Onze teleurstelling was groot maar aan de andere kant hadden we er vrede mee; nog nooit zijn er zoveel gegevens over de migratie van de grauwe kiekendieven verzameld als juist in najaar 2005. De verrassing was dan ook groot dat we op de grens van Niger en Nigeria het verhaal vernamen dat precies op de plek waar Marion verdween een boer een roofvogel met een zender ving.
Het verhaal rond het ophalen van enig bewijs in Nigeria laat zich lezen als een jongensboek. Aangezien we geen visa’’s hadden om dit onrustige land te bezoeken en Nigeria geen land is waar je zomaar even de grens over wandelt werd in goed overleg met onze counterpart Abdoulaye Harouna een strategie vastgesteld. Bijkomend voordeel was dat Abdoulaye niet alleen maar een goeie vogelaar en een uiterst sociale en leergierige kerel is, maar dat hij tevens uit hoofde van zijn functie bij het departement dat de Nigerese natuurbescherming regelt ook nog eens de rang van majoor heeft. Deze gelukkige bijkomstigheid maakte het voor hem makkelijk om via de prefect in Niger en de gouverneur in Nigeria een drie-daagse trip naar Nigeria te regelen. Via de BBC-correspondent en met militaire escorte werd de betrokken Nigeriaanse boer gevonden. Deze was zeer terughouden over de plotselinge aandacht en dag 1 eindigde daarmee in een deceptie. Dag 2 stond in het teken van het benaderen van de verantwoordelijke minister en dankzij een indrukkende hoeveelheid stempels kreeg Abdoulaye verrassenderwijs toegang tot hem. De minister reageerde opvallend coöperatief en de boer werd gesommeerd zijn verhaal te doen. Dat verhaal is even ijzingwekkend als belangrijk.
Gedurende onze reis in Niger hadden we van veel mensen al vernomen dat alle roofvogels daar het op hun kippen hadden voorzien. Dat zal zeker gelden voor een paar soorten, waaronder de zingende havik, die globaal wel wat lijkt op een mannetje grauwe kiekendief, het geval zijn. Maar grauwe kiekendieven eten in de winter simpelweg sprinkhanen, wat nu ook door ons veldwerk is bevestigd. De boer had op 21 november een slaapplaats gevonden en daar 3 grauwe kiekendieven gevangen. Op deze datum werd Marion onbereikbaar voor de ARGOS-satellieten! De twee kiekendieven zónder zender werden direct gedood, Marion bleef leven omdat de boer het zendertje niet vertrouwde. Via een veterinair instituut in Nigeria werd Marion plots nieuws. Aangezien de angst voor Vogelgriep er toen óók al goed in zat in Nigeria (tijdens onze aanwezigheid werd er een groot congres georganiseerd waar Joost nog indirect bemoeienis mee heeft gehad!) werd Marion onderzocht. Zij was toen al afgemaakt. Natuurlijk waren we allemaal zeer bedroefd vanwege het lot van onze vogel, maar aan de andere kant realiseren we ons terdege dat de vondst van Marion van internationale betekenis is. Dat natuurbescherming geen grenzen kent wisten we reeds. Op het moment dat een verhaal zo dichtbij komt dan besef je je terdege dat we de komende jaren onze handen vol zullen hebben om vooroordelen weg te nemen, goeie voorlichting te geven en ons ook drukker te maken over de vogels van de Sahel-zone. Denk hierbij bijvoorbeeld ook aan soorten als tapuit, klapeksters en bijv. de kleine torenvalk. Allen soorten die het bij ons in Europa niet goed doen. De helft van de soorten op de Nederlandse Rode Lijst van Broedvogels overwintert ten zuiden van de Sahara. Voor organisaties als Birdlife, de IUCN en andere NGO’’s ligt er dan ook een zware verantwoordelijkheid om - samen met gemotiveerde natuurbeschermers uit de Sahel-landen - naar oplossingen te zoeken. Oplossingen die rekeningen moeten houden met een plaatselijke bevolking die verdubbeld is in minder dan twintig jaar, met veranderend landgebruik (minder struiksteppe met sprinkhanen, meer gierstvelden zonder sprinkhanen in de droge tijd tijdens onze winter),en met de effecten van vroegere en toekomstige (klimaats-verandering!) droogten. De Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief kan hier op haar bescheiden wijze aan bij dragen. Gezien de internationale context zullen de komende jaren van het grauwe kiekendievenproject echter van groot belang zijn.