De Vlinderstichting, CBS en Wageningen Universiteit hebben nu onderzocht in hoeverre er daadwerkelijk sprake is van herstel. De resultaten van dit onderzoek zijn onlangs gepubliceerd in het tijdschrift Freshwater Science. In het onderzoek zijn per libellensoort twee verschillende trends bepaald: de trend in verspreiding (het aantal kilometerhokken waar die soort voorkomt) en de trend in het aantal individuen (abundantie). Daarvoor zijn waarnemingen en telgegevens gebruikt die door vele libellenwaarnemers zijn verzameld in de periode 1990-2014. Dat gaat om routegegevens uit het Landelijk Meetnet Libellen (NEM), maar ook de gegevens uit Telmee en Waarneming.nl zijn meegenomen.
De trends laten zien dat er inderdaad sprake is van herstel: er nemen meer libellensoorten toe dan af. Op basis van de verspreidingsgegevens is dat beeld het duidelijkst. In de periode 1991-2014 zijn 36 soorten (67%) toegenomen, terwijl maar 10 soorten zijn afgenomen. 8 soorten bleven stabiel. Deze positieve balans
geldt voor libellen uit alle habitattypen, maar is het sterkst voor soorten van beken en rivieren. Dit komt waarschijnlijk omdat stromende wateren sneller te herstellen zijn dan bijvoorbeeld vennen of hoogvenen. Ook blijken warmteminnende soorten met een overwegend zuidelijke verspreiding in Europa het beter te doen dan soorten met een noordelijke of noordoostelijke verspreiding. Een effect van klimaatverandering. De uitkomsten zijn niet enkel positief. De aanhoudende afname van enkele kritische soorten, zoals de speerwaterjufffer, toont aan dat nog niet alle problemen opgelost zijn. Vaak is dit het duidelijkst zichtbaar aan de hand van de routegegevens. Bovendien zien we dat de positieve trend van sommige soorten de laatste jaren aan het afvlakken is. Er is dus winst geboekt, maar voor verdergaand herstel zijn ook verdergaande maatregelen nodig.