De Utrechtse Dom is een geologische lappendeken: zowel de Domtoren als de Domkerk zijn opgebouwd uit tientallen soorten kalksteen, zandsteen en vulkanische steen. En al dat natuursteen is afkomstig uit verschillende Europese landen… Die ‘geodiversiteit’ is kenmerkend voor Nederlandse gebouwen. Waar kerken en kathedralen in andere landen vaak zijn opgetrokken uit lokale steensoorten, hebben we in ons land– met uitzondering van Zuid-Limburg – tenslotte geen natuurlijke bouwstenen.
Maar waar de Nederlandse gebouwen vroeger steevast werden gebouwd met Europese stenen, komen de natuurstenen tegenwoordig van over de hele wereld. Met een zeeschip is het tenslotte heel makkelijk om een lading fraai graniet uit China of Brazilië te importeren.
Aan de ene kant is die geologische diversiteit natuurlijk leuk - zo wordt Nederland opeens toch rijk aan stenen. Maar anderzijds is het ook een beetje geologische vervuiling, vindt Hendrik-Jan Tolboom, natuursteenspecialist bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Hij houdt dit weekend op de ‘Themadag Natuursteen’ van de Nederlandse Geologische Vereniging een pleidooi voor het gebruik van regionale steensoorten: uit Zuid-Limburg, uit België of uit Duitsland. Want die zijn tenminste nog enigszins streekgebonden, en vertellen een verhaal over de omgeving - terwijl stenen uit Azië of Zuid-Amerika veel anoniemer zijn.
Vroege Vogels neemt met hem een kijkje bij de Dom. Naast al die Europese stenen blijkt in de kerk ook een klein stukje Nederland te zijn verwerkt…