In Europa wordt meer dan 30 miljoen hectare bos beschermd om de biodiversiteit te behouden maar de genetische bronnen van bomen vallen hier niet onder. Omdat boomzaden relatief kort bewaard kunnen worden, is het belangrijk om genetische bronnen in ‘levende collecties’ te behouden. Europese landen hebben hebben zich nu verenigd in het EUFORGEN-programma en leggen gezamenlijk een netwerk van genenbewaringsunits aan voor meer dan honderd boomsoorten. Genen van bomen bewaren kan op twee manieren:
Genen bewaren buiten de natuurlijke habitat (ex situ)
Ex situ-collecties zijn speciaal ontworpen om genetische diversiteit te behouden buiten de natuurlijke habitat, in de vorm van levende bomen die goed beschermd en beheerd worden. De collecties worden aangelegd door middel van enten of zaailingen afkomstig van materiaal dat verzameld is in de oorspronkelijke populaties.
In boswachterij Roggebotzand bij Dronten beheert Staatsbosbeheer namens de overheid een al een dergelijke en bijzondere collectie van ruim 25.000 bomen en struiken: de nationale genenbank. Op zondag 15 mei 2016 was het precies 10 jaar geleden dat deze plek werd geopend door minister Veerman.
Onderzoekers van Wageningen University & Research hebben de voorkeur om genetische diversiteit in bosbomen op locatie (in situ) te behouden. Op deze manier kunnen populaties zich door natuurlijke verjonging en natuurlijke selectie aanpassen aan dynamische processen. Het doel is het behouden van het adaptieve potentieel van de populatie als geheel, niet alleen van de individuele bomen.
Het EUFORGEN-programma heeft voor meer dan honderd boomsoorten een netwerk van deze bewaringsunits aangelegd door heel Europa. De hiervoor opgerichte database bevat meer dan 3200 van deze units op locatie. Nederland heeft nu 13 units voor 13 soorten aangewezen die samen goed zijn voor 360 hectare.