Niet het water maar het gebrek aan water lijkt een belangrijke rol
te spelen bij het ontstaan van de Biesbosch. Tot dat nieuwe inzicht
komt Johan Hendriks, de vroegere stadsarcheoloog van Dordrecht, in
Verdronken dorpen boven water
, het jongste boek over de Sint Elisabethsvloeden van 1421 en 1424. Het is uitgegeven door de vereniging Oud-Dordrecht.
Eeuwenlang werd algemeen aangenomen dat een combinatie van hevige
stormen, regen, opgezweept water, springvloed en zwakke dijken de
oorzaak waren van de dijkdoorbraken in de vijftiende eeuw. Hendriks
sluit echter niet uit dat de dijken rond de Groote Waard door de zeer
droge zomer waren uitgedroogd, waardoor ze in november instabiel waren
geworden – net als bij Wilnis waar hartje zomer 2003 de veendijk het
ineens begaf.
Dergelijke dijken lagen destijds ook rond de Groote of Zuidhollandse
Waard, die zich uitstrekte van halverwege de Hoeksche Waard tot een
flink stuk in het noorden van Noord-Brabant. De definitieve
dijkdoorbraak wordt altijd gedateerd op november 1421. Van maart tot
begin november van dat jaar was het zo warm dat het zomerkoren
verdroogde, zo blijkt uit onderzoek van weerhistoricus Jan Buisman.
"Het zou wel eens kunnen zijn dat weer en klimaat een grotere rol
van betekenis hebben gespeeld dan menigeen voor ogen heeft",