De schelp is een uit kalk (calciet en/of aragoniet) en andere mineralen bestaand (meestal) uitwendig skelet, dat door een weekdier (stam der Mollusca) wordt aangemaakt.
De schelp verleent het dier stevigheid, en beschermt het dier tegen uitwendige invloeden zoals predatie, kwetsuren, uitdroging, etc. De schelp groeit tijdens het leven met het weekdier mee.
De wetenschap die alle aspecten van weekdieren bestudeert, wordt malacologie genoemd. Een tak van de malacologie die zich alleen met de schelp bezig houdt, wordt conchologie genoemd. Vroeger werd ten onrechte gemeend dat malacologie zich niet met de schelp bezighield en werd het onderscheid tussen malacologie en conchologie door sommigen heel scherp gelegd. In de huidige praktijk komen de termen vaak door elkaar voor en worden ze min of meer als synoniemen beschouwd.