Nu eens breed, dan weer smal beweegt hij zich in zijn bedding. Altijd op koers, bij hoog en bij laag stroomt hij vanuit zijn bron naar zee. Hij lijkt tam op een stille nazomerdag, hoewel: eenmaal dichtbij zie je hoe hij zich kolkend en zuigend langs de kribben opschuurt. Tijdens stormen is hij wild, witschuimend met stampende schepen zwoegend onder opspattend buiswater. In de vochtige herfst, vormen zich prachtige wolkenpartijen in de lucht en verschijnen Jacobsladders boven zijn uiterwaarden waarover engelen zich van beneden naar boven bewegen. Wat zouden ze daar vertellen?
Lopend over de stranden van de Waal raapt de rivierjutter kleine schatten op. Ze bukt en bekijkt een steen, bevoelt een stuk hout en graaft naar een schelp. Tijdelijke sporen vormen zich in het natte zand onder haar stevige wandelschoenen. Als het regent zorgt een petje dat ze geen last heeft van druppels die kriebelen in haar krullen en als het echt koud is draagt ze handschoenen zonder vingertoppen. Hier plukt ze een rijpe gedachte, daar raapt ze een warm gevoel op, iets verderop observeert ze innerlijke beweging en stopt ineens de ingeving in haar zak. Zielenroerselen die zich soms tot verhalen vormen.
Zijn deze verhalen daarmee altijd van een natuurlijke schoonheid? Nee, niet altijd! Kijk hoe ze staat te vloeken bij een berg afval achtergelaten door de dagjestoerist, een volle luier wegschopt en een stapel maakt van petflesjes. Ondertussen slobberen haar twee labradors gulzig uit gore glazen groentepotjes en zuivelpakken met ranzig ruikende resten. Een dergelijke wandeling kleurt de inkt zwarter dan zwart.
Wie denkt dat een rivier geen ziel heeft vergist zich. De mens gebruikt hem als gratis milieustraat en hij heeft ogenschijnlijk geen keuze. Of toch? Zijn noodkreten spoelen aan op het innerlijke strand van de jutter. Ze peutert ze uit de fles en schrijft verhalen die de engelen daarboven gerust mogen doorvertellen.