De negende etappe van het VV pad voert langs oude terpen, sappige weilanden en drassige kwelders. We wandelen in de noordoosthoek van Friesland en eindigen waar de laatste etappe begint: bij het Lauwersmeer. In de sculpturen die we tegenkomen gaf kunstenaar Ids Willemsma vorm aan zijn liefde voor het landschap; Albert Ferwerda van Fryske Gea toont met gepaste trots de schoonheid van de Eanjumer kolken en Paezemerlannen en historicus Meindert Schroor neemt ons mee naar het unieke terpdorp Jouswier.
Terpenlandschap
In de kop van Nederland tussen Harlingen en Delfzijl ligt een uniek landschap. De mensen die zich hier lang geleden vestigden, bouwden geen dijken om zich tegen het water te beschermen, maar wierpen terpen op. Bij hoogwater overstroomde het land rondom, maar hadden zij niets te vrezen. Bijna 2000 jaar overleefden de Friezen op hun terpen totdat zij in de 10e eeuw overstapten op dijken als bescherming. Inmiddels zijn de dijken niet meer weg te denken uit het landschap, maar ooit zullen ze er spijt van krijgen. In het noorden van Duitsland liggen nog een paar terpen ‘in functie’. Bij stormvloed overstroomt de kwelder rondom.
Zeeklei en kwelderwallen
Net ten zuiden van Dokkum ligt de grens tussen de hogere zandgronden en het kleiige Laag Nederland. Als u deze grens oversteekt, opent het landschap zich en maken de houtwallen en bossen plaats voor sloten en rietvelden. Voor het eerst sinds de IJsseldelta bestaat de bodem weer uit klei, zeeklei om precies te zijn. Tot in de 12e eeuw stond het hele noorden van Friesland namelijk onder invloed van de zee. Die was hier in het noorden al vele duizenden jaren geleden door de duinenrij heen gebroken en had daarachter de Waddenzee gevormd. Als gevolg van de stijging van de zeespiegel en flinke stormvloeden breidde het water zich daarna steeds verder naar het zuiden uit.
Terpen
De vele overstromingen van het zeekleigebied bleken ook voordelen te hebben. Zo leverde de klei, die de zee achterliet, een zeer vruchtbare bodem op en al in 700 voor Christus vestigden zich hier mensen. Zij stichtten er kleine nederzettingen op de kwelderwallen en weidden hun vee op de uitgestrekte kwelders. In het begin van de jaartelling was Friesland het dichtstbevolkte deel van Nederland en het was dus niet voor niets dat de Romeinen hun zinnen zetten op het veroveren van deze landstreek. De periodieke overstromingen namen de Friezen voor lief. Zij boden ze het hoofd door op terpen te wonen. Het water kwam trouwens tijdens de overstromingen veel minder hoog dan tegenwoordig, omdat de ruimte die het water ter beschikking had, veel groter was. Door de aanleg van dijken is die ruimte later sterk verminderd en namen de waterstanden flink toe.