Eindelijk heb ik mijn eigen papegaai. In de boom voor mijn huis. Hij schijt precies op mijn fietszadel. Al drie dagen lang. Ik kan natuurlijk mijn fiets ergens anders neerzetten, maar zo’n plekje voor je fiets raak je aan gehecht. Voorlopig poets ik het er gewoon af want de papegaai is welkom. Dat komt door mijn vogelboek; de Petersons vogelgids. Deze noemt mijn papegaai halsbandparkiet. Prima boek, slechte naam. Hij is zeker zo groot als een ekster en heeft niets te maken met de parkietjes in de dierenwinkel. Mijn papegaai is door mijnheer of mevrouw Petersons ingedeeld bij de exoten. En ik ben dol op exoten. Ik verslind krantenartikelen over poema’s, wolven en wolhandkrabben.
Die laatsten schijnen een meter groot te kunnen worden en een vinger af te kunnen bijten. Het geeft avontuur aan de natuur en het wekt sympathie voor deze underdogs. Stel, je bent brulkikker in een laboratorium en wordt vrijgelaten door een empatische proefdierkundige. Je kent heg noch steg en vier jaar later ben je een plaag. Het krantenjongen-miljonairgevoel. Ik vind ook dat onze eigen natuur er tegen moet kunnen. Als jij je als bonte specht laat verjagen door een knalgroene papegaai, dan ben je het stadsleven niet waard.
Vraag maar aan de blauwe reiger of de bruine rat. Die hebben zich ook niet laten kisten. De stokroos, de nijlgans, de roodwangschildpad. Allemaal zijn ze hard bezig hun eigen plekje in onze natuur te veroveren. De stokroos is inmiddels opgenomen in de boeken als inheemse plant. Voor de anderen rest de tragiek van de immigrant. Hoe lang blijf je exoot? Hoe lang duurt het voor de halsbandparkiet verhuist naar het officiële gedeelte van de Petersons vogelgids? 50 jaar? 100 jaar? Het konijn is na tweeduizend jaar nog exoot. Een mager vooruitzicht voor mensenmigranten in Nederland. Zelfs als je moeder in Nederland geboren is maar je opa niet, rekent het CBS je nog bij de allochtonen. Terug naar de dieren. De eland schijnt onderweg te zijn, en de lynx. Dat is andere koek dan een groen papegaaitje en ik kan niet wachten tot het zover is. Ik zie zelfs mogelijkheden voor de beer, wat in de Pyreneeën kan moet in Zuid Limburg ook kunnen. Het lijkt ook een beetje op ramptoerisme. Ik gun het weliswaar niemand om op een fietstochtje over de Veluwe te worden aangevallen door een wild dier, het zou wel spannend zijn. De wolf schijnt namelijk inmiddels halverwege Duitsland te zijn. Hoop doet leven.