Nederlandse bossen staan meestal op een bodem die van oorsprong niet voedselrijk genoeg was voor landbouw. Daarom treedt er in veel bossen verzuring op, hetgeen de biodiversiteit niet ten goede komt. Daarbij groeien in onze bossen ook nog eens veel beuken en eiken die de bodem alleen maar armer en zuurder maken dan hij al is.
Volgens bosecologen Patrick Hommel en Rein de Waal kan dit anders. De bosbodem kan een stuk rijker worden als andere bomen – zoals de lindeboom – worden aangeplant. Doordat de linde uitblinkt in het ‘oppompen van kalk’ ontstaat bladstrooisel met een rijke bodemfauna met ook weer een rijker plantenleven als resultaat.
In Doorwerth staat een lindebosje van 20 bij 20 meter temidden van een eiken-beukenbos. Een kijkje naar de strooisellaag van het lindenbos zegt genoeg. Je vindt er geen blaadjes meer, deze delicatessen zijn allemaal al opgegeten door wormen en andere beestjes. Dit in tegenstelling tot de dikke, verende laag oude blaadjes in het omringende beukenbos.
De humus in het lindenbos is luchtig, rul en doorgemengd. Een prima ondergrond voor bosanemonen, klaverzuring en andere bosplanten.
Over de bosbodems is een boek verschenen:
Terug naar het lindewoud: strooiselkwaliteit als basis voor ecologisch bosbeheer
Auteurs: Patrick Hommel, Rein de Waal, Bart Muys, Jan den Ouden, Theo Spek
KNNV Uitgeverij; ISBN: 978 9050 11 2666