Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Dolf Jansen: Wintersport

  •    •  
07-01-2024
  •  
leestijd 4 minuten
  •  
3551 keer bekeken
  •  

"In mijn eerste column van 2024 neem ik u graag mee terug naar een tijd dat mensen op wintersport gingen. Zonder dat daar sneeuwkanonnen voor nodig waren of grote hoogtes om überhaupt nog beskiebare gletsjers te bereiken. Om over snowboardschaamte nog maar te zwijgen." 

Lees hieronder de volledige column: 

"Dit verhaal speelt inderdaad zo lang geleden. Een tijd dat zelfs ik me liet overhalen mee te reizen naar een gebied met een onuitsprekelijke Zwitserse naam. Misschien was het wel Oostenrijk. Om eindelijk ook eens de sneeuwpret, de pistes met onduidelijke kleuraanduiding en natuurlijk de après-ski tot me te nemen. Ok, van dat laatste dacht ik gelijk al op het moment dat ik de eerste zogenaamde skihut muziek en de lucht van Flügeltjes en of shotjes uit een stampvolle Stube zag, hoorde, voelde komen. Waarom ben ik niet gewoon een ravijn in gegleden vanmiddag? Dan had ik dit allemaal niet hoeven meemaken.

Ik hou - dat weet u vast wel - van natuur, van bossen, die stoer staan te overleven, niet altijd gemakkelijke omstandigheden. Ik hou ook van bergen, de hoogteverschillen, de uitzichten en doorkijkjes, de lucht, die wat minder zuurstof geeft, maar zo fris is en vol van leven. Ik hou op elke plek waar ik kom van paden, die nog maar net als pad herkenbaar zijn. Van boomwortels, die levensgevaarlijk zijn, behalve als je als er een fictieve jonge god overheen zweeft. Ik hou van al die dingen en merkte toen - dus een jaar of 30 geleden - dat ik er helemaal geen lange latten en bijpassende wax en een jack en een muts en handschoenen en een skipas om mijn nek bij nodig heb.

Kort samengevat: mijn geplande week van elke ochtend twee uur les en dan via het oefenweitje naar het liftje, naar de serieuze lift, naar een echte piste, naar woesj woesj woesj woesj duurde een minuut of 40. Ergens in de eerste les, ergens tussen een mislukte remactie, liezen die dreigden uit te scheuren en een afstand van 150 meter, die ik achteruit skiënd wist af te leggen - ongewild, ongepland, ongeremd en diepongelukkig - besloot ik alle gehuurde spullen weer eruit te trekken en af te pellen en in te leveren bij de loserbalie en mijn leven weer op te pakken.

En dus ging ik die middag hardlopen. Want dat kan ik, dat doe ik, daar heb ik geen skileraar met mutsje, snor en stem, die het een eind jaren dertig goed had gedaan, bij nodig. Gewoon dat dorp met zijn kutmuziek en fluorescerende skipakken uit en het nabijgelegen bos in. Had ik al gezegd hoeveel ik houd van bos, van paden, van verrassingen om elke bocht, van elke kilometer iets vermoeider en iets gelukkiger zijn? Dit was een retorische vraag.

Dat bos lag op de afgesproken plek. Maar omdat alles in zo’n bergachtige omgeving aan elkaar hangt van de hoogteverschillen liep ik al snel te zwoegen, te klimmen, te werken, te genieten ook. Het mooie van een sportieve inspanning leveren is dat je fysiek veel moet geven om je daardoor fysiek en mentaal beter te gaan voelen. Onderuitgezakt op de bank, is dat een stuk lastiger, maar dat is een hele andere column.

Na een paar kilometer trof ik onverwacht – zoals wel meer in mijn leven – een stuk bospad dat al snel geen bospad bleek, A en ten eerste omdat het aantal bomen sterk was afgenomen. Dat hing ongetwijfeld samen met de hoogte en met het feit dat er zich rechts van mij toch vooral een muur van stenen en rotsen bevond. En B en ten laatste dat de ondergrond opeens op geen enkele manier nog pad was of daarop leek, maar ijs. Gewoon ouderwets, zwart, nauwelijks glimmend of glinsterend. IJs! En de oudere luisteraar herinnert zich dat. Dat is glad, heel erg onbegaanbaar, gevaarlijk, glad.

En dus gleed uw favoriete columnist onderuit en verdween eerst in de richting van en toen over de rand van een afgrond. Dat was niet de bedoeling, is eigenlijk nooit de bedoeling, maar ik had geen enkel houvast meer. Mijn benen gingen over de rand. De rest van mijn afgetrainde lijfje volgde. Ik greep om me heen en vond een paar takken. Ik vond een dapper boompje, dat uit de bergwand groeide. Ik greep me vast.

De glij- en valpartij werd onderbroken. Ik hing. Ik weet zeker dat ik dit verhaal al eens eerder heb verteld, maar ik realiseerde me, toen ik er deze week om volstrekt onduidelijke redenen aan moest denken, dat het symbolisch is. Dat zo'n boompje daar wist te groeien in een rare hoek uit een bergwand stekend. Dat zich precies daar een ijsvlakte had gevormd, waar eigenlijk een bergpad met losse stenen en geinige bochten was. En dat dat boompje mij - liefhebber van de natuur van bomen in elke vorm en omvang, liefhebber ook van het onverwachte, maar schreeuw ik er desnoods in het onverstaanbare dialect van die streek achteraan, er zijn grenzen – het wist mij te redden. 

De symboliek voor mij is dat we de natuur, elke boom, elk stuk bos, elk water, heuvel, elk landschap, elk stukje biodiversiteit, al die levende wezens waar we de planeet mee delen, elke schimmel en bacterie, dat we die zo nodig hebben om te overleven, inderdaad.

Het zou kunnen dat verderop in dit jaar een kabinet aan het werk gaat dat agro-belangen en economisch conservatisme boven de belangen van natuur en een gezonde planeet stelt. En dan is een tegenstem de stem van de natuur en de dieren en de planten en de planeet, meer dan ooit noodzakelijk.

Gelukkig nieuwjaar."

Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.