Het park voor struikverstoppertje
is platgemaakt. Er komt een weg.
Alles eerlijk delen, zegt mijn moeder.
Maar kinderen hebben zeker pech?
Niet zeuren dan dat ik alleen nog maar wil gamen.
Wat moet ik anders doen? Een tijgerjonkie nemen?
(Diet Groothuis. Uit: Waar ik ben. De Eenhoorn, 2012)
Kikkervisjes, winterkoninkjes en bombardeerkevers zijn allang ingeruild voor knutselen, wii-en en buitenschoolse opvang. Dat zowat geen kind na schooltijd ‘s middags nog buiten speelt, wat zou dat? Het is ook wel makkelijk, worden ze tenminste niet vies.
Aan de andere kant, wat je niet kent ga je niet missen. Wie nooit op een zacht mosbodempje in slaap is gevallen, waterkevers spottend in de sloot is gekukeld of nestjes zoekend uit een boom is gekieperd heeft straks, als hij of zij gemeenteambtenaar, minister van milieu of projectontwikkelaar is, natuurlijk geen flauw idee van vogelveertjes, vlindervleugels en paddenpootjes.
Zo iemand zal niet snel geneigd zijn ecoducten aan te leggen, gruttojongen te beschermen of natuurlijke corridors te financieren. Zo’n kind denkt later al snel dat een zevenbaans snelweg, een woontoren of een golfbaan op de plaats van een bos of heideveld helemaal geen ramp is. Zo iemand weet gewoon niet beter.
Zulke kinderen waren er vroeger natuurlijk ook maar minder. Het is sowieso jammer dat dat soort kinderen niet gewoon kroegbaas, glazenwasser, clown of animeermeisje wordt, ergens waar dat geen kwaad kan.
Zelf had ik meester Booij. Hij droeg rode sokken en kamde zijn haar nooit maar oh wat leerden we veel van hem. Niet uit boeken, hij nam gewoon de hele klas mee naar buiten, zette een aquariumbak met slootwater en beestjes op de kast en liet op zijn bureau vlinders uit hun pop kruipen terwijl wij zaten te rekenen.
Dat een vlinder kletsnat ter wereld komt en pas na een paar uur vleugels oppompen kan vliegen, weet ik dankzij meester Booij. Dat een es dikke zwarte knoppen heeft, nooit meer vergeten dankzij hem. De namen van zang-, bos- en weidevogels, bomen en wilde planten gleden als spekkies door ons keelgat.
Sint-Janskruid, moerasandijvie, zenegroen, kievit, nonnetje en kemphaan, dank je wel meester Booij.
Weliswaar vraten soms de klashamsters onder onze ogen hun eigen jongen op en sprongen ’s morgens de ’s nachts in kikkers veranderde kikkervisjes door het lokaal maar schade heeft mijn tere kinderziel daar niet door opgelopen.
Integendeel, onze dierenliefde werd er alleen maar vuriger door. Na schooltijd smeten we onze boeken in een hoek, trokken oude kleren aan, renden naar het bos en maakten ruzie met iedereen die nestjes uithaalde, eitjes kapotgooide, pootjes van kikkers uittrok, zout op slakken strooide en visjes opblies. Dat is nog altijd net iets leuker dan online oorlog voeren.
Geef iets een naam en het leeft voor je. Weet niet hoe iets heet, en het bestaat niet. Ik gun ieder kind een meester Booij.