Dick Ket: Lucht
• 22-01-2010
• leestijd 3 minuten
Een groot deel van mijn jeugd bracht ik door in ziekenhuizen of andere zorginstellingen. Maar nadat ik op de lagere school beland was - de kleuterschool heb ik overgeslagen - ging het redelijk goed met mij. Ik kampte - ondanks ik toen slechts over een melkgebit in opkomst beschikte - wel met de naweeën van de ziektes die ik de eerste jaren voor mijn kiezen kreeg. Daarom stuurde de schoolarts me onmiddellijk naar Elspeet als Haags Bleekneusje.
Omdat het al de zoveelste kans was, die ik geboden kreeg om iets van het leven te maken, greep ik die met beide handen aan. Ik genoot met volle teugen van iedere minuut van de dag. Anders dan mijn leeftijdsgenoten. Die was ik echt ontgroeid. Het leuke van ‘doktertje spelen’ ontging mij totaal, maar ik kon volop genieten van waarover mijn oudere soortgenoten zo boeiend konden vertellen bij Bert Garthoff. Of nu bij Vroege Vogels.
Als het even kon - weer of geen weer - was ik buiten te vinden. Ook om te voetbalen moet ik eerlijk bekennen. En kreeg hiervoor wel eens op mijn falie. Want mijn ouders hadden het bepaald niet breed. En ik trapte regelmatig mijn schoenen aan flarden.
Maar meestal trok ik toch de natuur in. Veel van mijn ervaringen heeft u al kunnen lezen in mijn columns, die de webredactie inmiddels geplaatst heeft. En wat nog niet bekend is, ligt geduldig te wachten bij diezelfde redactie. Dus hoef ik niet zo lang over mijn groene bezigheden uit te wijden. Weet, dat menig bloempje werd gedroogd tussen de bladeren van dikke boeken. En de nodige insecten werden in een potje meegenomen.
Niet zo zeer, om later de naam van het beestje vast te stellen. Nee, gewoon om het leven van hem of haar te volgen. Ik was Eric ‘Dick’ Pinksterblom. Niet een spruit van Bomans, maar van mijn vader Jan. Bloemen bewaarde ik, omdat ik ze mooi vond. Nog steeds trouwens, maar ik laat ze wel staan. Ik ben nu ouder en naar ik hoop, ook wijzer geworden.
Op mijn twintigste begon mijn gezondheid weer tegen te sputteren. In eerste instantie niet noemenswaardig. Er had mij een hoop ellende bespaard kunnen blijven, als de artsen echt geluisterd hadden. Ik kon onmiddellijk de plek des onheils aanwijzen. Hoe was dit in Godsnaam mogelijk. Ik had geen medicijnen gestudeerd. ‘U bent administrateur!’ Nu werd de tumor in mijn hoofd pas ontdekt, toen het bijna te laat was. En ik er in ieder geval blijvende schade aan overhield.
Echter, niet zeuren. Bijna is niet helemaal. En dat scheve gezicht staat best interessant. Dus ging het leven vrolijk verder. Ik was doordat ik ‘licht aan het eind van de tunnel’ gezien had, nog meer geboeid door alles wat broeit, bloeit en stoeit in mijn directe leefomgeving. Veelal de duinen en het strand Vooral bij een echte noordwester storm, windkracht 9. En bij Scheveningen Holland Sport, maar deze eredivisie voetbalclub werd vakkundig door de toenmalige Haagse wethouder voor sportzaken om zeep geholpen.
Ergens, ik was al midden twintig, raakte ik weer in conflict met mijn constitutie. Als ik iets doe, doe ik het goed! De huisarts zat met zijn handen in ’t haar. Het enige dat hij kon uitbrengen was, dat ik hoge koorts had, knap benauwd en dat ik op dat moment behoefte had aan lucht. ‘Veel lucht, frisse lucht!’
Door ervaring rijker, nam ik zelf het heft in handen. Ik hield mij Oost-Indisch doof - kostte geen moeite, officieel ben ik doof - en vertrouwde mij toe aan een medicijn, dat niet vergoed werd door het ziekenfonds. Maar wel de thuiszorg erbij leverde en mij veel ‘lucht’ verschafte. Ik trouwde met mijn ARIA.