Een tsunami - havengolf in het Japans, al wordt het vaak vertaald met vloedgolf – wordt opgewekt door zeebevingen. Een aardschok in de zeebodem tilt de complete waterkolom boven het schokpunt op.
De benodigde energie om zo'n watermassa van kilometers hoog en breed op te tillen is immens: je zou er duizenden ton TNT voor nodig hebben. Die energie komt vrij als bewegingsenergie als het water uit de opgetilde kolom zich in alle richtingen verspreidt. Hoewel maar een paar centimeters hoog kan de golf in diep water een snelheid van bijna 1000 km per uur halen.
Met een score van 9.0 op de Schaal van Richter was de beving van 26 december de krachtigste van de afgelopen 40 jaar. Sinds rond 1900 werd begonnen met het meten van aardbevingen hebben zich maar 3 krachtiger aardbevingen voorgedaan. De sterkste aardbeving ooit vond plaats in Chili, 22 mei 1960: de beving had een kracht van 9.5 op de Schaal van Richter. Aardbevingen doen zich voor waar tectonische platen tegen elkaar wrijven.
Onder de continenten en bovenop de halfvloeibare buitenkern van de aarde drijven grote platen van rots. Die liggen niet stil, maar bewegen in de loop van miljoenen jaren over de aardkern. Landmassa's die ooit een waren, zijn door de platen-tectoniek uit elkaar getrokken; aan de kustlijnen van Afrika en Zuid-Amerika is dat nog goed te zien. Waar platen tegen elkaar botsen, langs elkaar schuren of van elkaar wegtrekken, bouwt zich energie op.
Door onderlinge wrijving blijven de platen meestal stil liggen, maar uiteindelijk moet de energie zich ontladen: met een enorme schok schudt de aarde zich en de platen verschuiven een stukje.Het punt waar de krachtsexplosie begint ligt ver onder de grond en heet het hypocentrum. Recht daarboven, op het aardoppervlak, ligt het bekendere epicentrum. Vanaf het hypocentrum reizen schokgolven door de aarde, elk met een andere snelheid. Sommige golven reizen via het oppervlak, andere door de aardkern heen.
Door de aankomsttijd van de verschillende golfsoorten te meten, kan een seismoloog (aardbevingsdeskundige) bepalen hoe ver zijn seismometer van het hypocentrum afstaat. Samenwerkende seismologen kunnen via driehoeksmeting dan de plaats van het hypocentrum bepalen.