Lepelaars zijn zomervogels die op slechts enkele plaatsen in Europa broeden, waarvan Nederland de noordelijkste is. Ze trekken via de Franse en Spaanse moerassen naar de wintergebieden langs de West-Afrikaanse kust en het gebied ten zuiden van de Sahara.
moerassige gebieden
Ze broeden in moerassige gebieden, in dichte rietkragen of in moeilijk bereikbare bomen en struiken. Het voedsel bestaat uit stekelbaarzen, kleine witvis, garnalen en andere kleine waterdieren. Ze zoeken hun voedsel op specifieke wijze: wadend door water dat niet dieper mag zijn dan 30 centimeter speuren ze met tastzintuigen aan hun snavel naar een prooi.
stekelbaarzen
De waterkwaliteit in die sloten is van groot belang, omdat veel lepelaars daar hun voedsel uit halen. De lepelaar houdt van een stevige hap. Driedoornige stekelbaarzen die in het voorjaar vanuit zee het zoete polderwater opzoeken, vormen een begeerlijke prooi. Het voor de vissen alleen heel moeilijk geworden om de poldersloten te bereiken. In Noord-Holland zijn daartoe speciale vispassages aangebracht.
kolonies
Vroeger was de lepelaar een talrijke broedvogel in Nederland. Maar door droogmaling van moerassen en bedijken van rivieren en delta's kromp het aantal broedgebieden fors. Al voor 1900 verdwenen de laatste kolonies van meer dan duizend broedparen.
herstel
Sindsdien heeft de lepelaar zich voorzichtig hersteld. Belangrijke broedplaatsen van dit moment zijn de Oostvaardersplassen en de Lepelaarsplassen, de grotere duinmeren en enkele Waddeneilanden. Ook in Nederlands nieuwste stuk natuur in Flevoland vestigt de lepelaar zich.
Rode lijst
De lepelaar staat op de Rode Lijst vanwege het geringe aantal broedparen, in combinatie met een beperkte verspreiding en een gebondenheid aan kwetsbaar broedbiotoop. En het overgrote deel van de West-Europese populatie broedt in ons land.