Ze bestaan nog: Nederlandse walvisjagers. Alle andere zeezoogdieren hebben ze trouwens net zo lief. Zolang ze maar minimaal tienduizend jaar oud zijn. De Urker vishandelaar Klaas Post en zijn medewerker Albert Hoekman struinen iedere vrijdagmorgen de visafslagen af, op zoek naar fossielen van zeezoogdieren uit het Pleistoceen. Op de bodem van de Noordzee worden dagelijks vele tientallen kilo's versteende botten omghoog gehaald. Behalve mammoeten, neushoorns en andere landzoogdieren - de Noordzee was in de ijstijd geen zee maar land - worden er ook botten van walvissen, walrussen en zelfs beloega's gevonden. Die leefden bijvoorbeeld rond de monding van de oer-Maas die duizenden jaren terug ergens halverwege de Noordzee lag.
Post en Hoekman zijn vooral zo geïnteresseerd in de zeezoogdieren omdat het wetenschappelijk 'maagdelijk terrein' is. "Zelfs een snippertje van het derde teenkootje van een wolharige neushoorn kan meteen op naam worden gebracht door de diverse deskundigen. Maar over de zeezoogdieren uit het Pleistoceen weten we nog maar heel weinig. Hier valt dus nog echt wat te ontdekken", vertelt Post.
bij de foto: In alle vroegte worden kisten met botten op de kade van de haven van Stellendam gelost. Meer foto's van een héél vroege strooptocht in de haven op
de site van verslaggever Rob Buiter
Post schreef een hoofdstuk over de zeezoogdieren uit het Pleistoceen in een nieuw deel van de Wetenschappelijke Bibliotheek van Natuurwetenschap en Techniek, dat op 26 april uitkomt:
Kleine encyclopedie van het leven in het Pleistoceen
Mammoeten, neushoorns en andere dieren van de Noordzeebodem
door: Dick Mol, John de Vos, Remie Bakker, Bas van Geel, Jan Glimmerveen, Hans van der Plicht en Klaas Post.
Met fotografie van Hans Wildschut
ISBN: 9789085710981
Hardcover, 240 pagina’s in kleur
Verkoopprijs € 39,95
Over het boek:
Tijdens de ijstijden van het Pleistoceen was er zoveel water vastgelegd in de vorm van ijs dat de Noordzee droog lag. Af en toe leek het wel een koude, droge Serengeti. In dit boek komen de dieren voorbij die in de verschillende perioden op de Noordzeebodem leefden. De auteurs verzamelden hun botten op de visafslag of haalden ze hoogstpersoonlijk van de zeebodem omhoog. Ze bestudeerden de bijbehorende stuifmeelkorrels om het landschap te reconstrueren, ze dateerden de vondsten met radioactief koolstof en ze zochten en vonden sporen van menselijke bewoning. Deze Kleine Encyclopedie is daarmee haast een reportage uit de eerste hand over het leven in het Pleistoceen.