Dan van der Lingen: De natuurpuber
• 15-02-2008
• leestijd 2 minuten
Korte dagen, storm en windvlagen, mensen rond de kachel, het lijkt elk jaar weer een vreemd soort virus aan te wakkeren. Ophokken helpt niet en samen met soortgenoten, trek ik naar de kust om daar te turen naar dat ene stipje, dat kleine vlekje, dat misschien net die ene vogel is. Sommige locaties roepen het beeld op van mezelf midden in een groep gelijkgestemde pubers en bedenk me dat ik nu volgens de determinatietabellen van de Jeugdbond in de categorie “oude sok” val. Het aantal grijze duiven met kijker neemt schrikbarend toe. Een enkele late bekeerling, zoals Hans Dorrestijn, betekent ook geen verjonging, hoe sympathiek zijn enthousiasme ook is. De herkenningsfluitjes van de NJN zijn verstomd.
Als vierjarigen wisten mijn kinderen, menig voorbijganger te verbazen met hun kennis van de diverse zwaluwstaarten. Tegenwoordig, krijg ik op mijn vragen meestal meewarige blikken over de randen van diverse spelcomputers, terwijl de vingers ondertussen vlijtig doorgaan met het verpulveren van een diversiteit aan buitenaardse wezens.
Zou de natuurpuber aan het uitsterven zijn? Is het nodig dat de Nederlandse Jeugdbond voor natuurstudie op de rode lijst komt? Ik hoop het niet, maar waar zijn ze dan?
Alles moet tegenwoordig spannend, “cool” en snel zijn en natuurbeschermingsorganisaties spelen daar op in. Maar wat is er spannender dan het zoeken naar die ene vogel die voor het eerst sinds jaren in Nederland is, wat is er cooler dan de blik op een nest jonge steenuiltjes en wat is er sneller dan de duik van een slechtvalk in de heldere winterlucht.
Als ik de kranten mag geloven, behoren onderwijzers ook tot een uitstervend ras en misschien dat die kennis me extra stimuleert om mijn leerlingen met grote regelmaat naar buiten te slepen. Misschien is het de hoop, dat ze ooit het zelfde voelen als ik, bij het dalen van de ganzen in onze, door de weidevogels verlaten weilanden. Dan is de Nederlandse natuur even niet klein en versnipperd en ademt het landschap de sfeer van de toendra. Misschien is het de hoop dat de natuurpuber-populatie weer wordt hersteld als ze merken, dat het zonder hun inzet en interesse steeds leger wordt in die zelfde polder.
Tot die tijd, sleep ik mijn leerlingen naar buiten, volg mijn innerlijke drang en trek naar de kust om daar met mijn soortgenoten te staren naar oude bekenden en nieuwe silhouetten in een grijs winterlandschap. Bedreigde diersoorten onder elkaar.