CSI in de natuur
• 09-02-2012
• leestijd 1 minuten
In de toekomst hoef je een diersoort niet meer te vangen om aan te tonen dat het ergens voorkomt. Deze spectaculaire nieuwe onderzoeksmethode heet
environmental DNA
. Soorten tellen op basis van achtergelaten genetisch materiaal in het water.
Stichting RAVON
gebruikt de methode als eerste in Nederland om de zeldzame grote modderkruiper in kaart te brengen. Zondag een gesprek met Jelger Herder van RAVON.
Environmental DNA
Onderzoek naar watergebonden soorten is vaak lastig omdat sommige soorten zich moeilijk laten vangen en daardoor onopgemerkt blijven. In 2008 ontwikkelde een Franse onderzoeksgroep de environmental DNA methode. Alle in het water levende organismen laten DNA in datzelfde water achter. Door watermonsters te verzamelen en deze in het lab te testen op de aanwezigheid van DNA van de betreffende soort is het mogelijk de aanwezigheid van die soort in een water aan te tonen. De methode blijkt veel nauwkeuriger dan traditionele methodes zoals elektrovissen, schepnetvissen of het gebruik van fuiken. Volgens RAVON biedt het grote mogelijkheden voor onderzoek naar lastig te detecteren soorten zoals bijvoorbeeld de grote modderkruiper, knoflookpad en kamsalamander.
Stichting RAVON ontwikkelde de methode samen met het Franse onderzoeksbureau Spygen en testte het voor de grote modderkruiper. Er is gekozen voor de grote modderkruiper omdat deze soort een verborgen levenswijze heeft en het inventariseren van de soort daardoor een zeer grote tijdsinspanning kost met traditionele methoden.