Column Jelle Reumer: Leeg graag!
• 28-10-2018
• leestijd 2 minuten
Uw columnist van dienst is net teruggekeerd van een 11-daags bezoek aan New Mexico en Arizona in de Verenigde Staten. Ik was daar voor het eerst. En behalve deelname aan een groot congres, de jaarlijkse ontmoeting van – in dit geval – bijna 1500 wetenschappers die zich bezighouden met onderzoek aan fossiele gewervelde dieren, was er na het congres een mooie excursie georganiseerd met slechts 20 deelnemers naar het Petrified Forest National Park in Arizona. Het was het hoogtepunt van mijn reis, en ik beken maar meteen dat, terwijl mijn lichaam aantoonbaar is teruggekeerd in Nederland, mijn geest nog rondwandelt tussen de duizenden versteende boomstammen die in het kale landschap verspreid liggen, alsof onzelieveheer een pak kingsize hagelslag uit zijn handen heeft laten vallen. Sommige stammen halen een diameter van anderhalve meter en de bijbehorende lengte kunt u dan zelf wel verzinnen. Eén zo’n stam ligt als een bruggetje over een klein ravijntje; het verhaal gaat dat ooit iemand een weddenschap om 10 dollar won door daar met zijn paard overheen te lopen. Dat soort grappen is nu verboden, de brug zou kunnen breken.
Komend uit Nederland is het vooral verleidelijk om te gaan vergelijken. Petrified Forest National Park heeft een oppervlakte van een kleine 250.000 acres, dat is ongeveer 100.000 hectare, waarmee het een grove veertig keer zo groot is als het begraasbare deel van de Oostvaardersplassen – ons eigen nationaal park. Natuurlijk is in de VS álles groter dan bij ons, van de auto’s tot het ego van de regeringsleider, dus dat verbaast niet echt. Maar wat gelukkig niet groter is, is de dichtheid aan zoogdieren. Natuurlijk, ik weet het, Arizona is een droge halfwoestijn en Flevoland één en al vruchtbare soppigheid, maar dan nog. Het is er leeg.
Er komen in Petrified Forest herten voor, ik heb de pootafdrukken ervan gezien. Er komen ook pronghorns voor, ofwel gaffelbokken, die vreemde Amerikaanse grazers die het midden houden tussen een antilope en een hert. Er komen coyotes voor, ook daarvan getuigden pootafdrukken in het rulle zand en af en toe schijnt er een verdwaalde bruine beer rond te scharrelen. Maar gezien heb ik niks, behalve die pootafdrukken dan, die voorkwamen dat ik ging denken dat er alleen maar knaagdieren, ratelslangen en vogels leven.
Wat een verschil met de Oostvaardersplassen, waar je de grote grazers bijna terzijde moet schuiven om de horizon te kunnen zien – u begrijpt dat ik nu een beetje overdrijf.
Je houdt daar in Arizona aan die enorme en letterlijk onafzienbare ruimte, die slechts zeer schaars met grazers is gevuld, het vage gevoel over dat we hier in Nederland iets niet helemaal goed doen. Alsof we de menselijke bevolkingsdichtheid van vooral de Randstad in onze eigen natuurgebieden willen imiteren en liefst nog overtreffen.
Een beetje leger kan, denk ik, bij ons geen kwaad – ook zonder die grote verkiezelde boomstammen als stoffering van het landschap.