Caspar Janssen: Blijf thuis
• 06-04-2012
• leestijd 2 minuten
De afgelopen weken schreef ik voor de Volkskrant een logboek lente, en had ik het geluk dat ik op zo ongeveer de mooiste plekjes van Nederland kwam. En dat ook nog eens op doordeweekse dagen, als de meeste mensen wel iets anders te doen hebben. In de krant schreef ik enthousiast op wat ik zag: zeearenden bij hun nest in de Biesbosch, jonge zwijntjes op de Veluwe, de eerste blauwborstjes in de Oostvaardersplassen, parende heikikkers op het Dwingelderveld, rammelende hazen, roffelende spechten, enzovoort, enzovoort.
Eigenlijk was dat weekboek één grote advertentie voor natuurbeleving. Komt dat zien, riep het, komt dat zien!
Maar ja: stel je voor dat iedereen dat advies zou opvolgen? Ik bedoel: nu gaan de meeste mensen nog gewoon op zondagmiddag naar het bos, het perfecte moment om vooral andere mensen te zien. Maar stel je voor dat we opeens allemaal op een vroege donderdagochtend of late maandagnamiddag aan de waterkant of aan de bosrand zouden staan? Zouden we het dan nog leuk vinden? En zou het blauwborstje zich dan nog laten zien, zouden de spechten nog roffelen, zou de zeearend hier dan nog broeden?
Ik betwijfel het.
Wat ik ook aantrof in de afgelopen weken: uitgelaten honden, rennend over het Dwingelderveld, middenin het broedseizoen, hun baasjes er op afstand achteraan, met de uitstraling dat dit toch echt hun vaste, dagelijkse route was, iedere dag weer langs die bordjes met de tekst: honden aangelijnd. En in de Biesbosch was het de boswachter niet gelukt om kanoërs ervan te overtuigen dat ze tijdelijk niet onder het nest met zeearenden door mochten peddelen. Ze deden het lekker toch en de vogels waren die dag dan ook gevlogen.
Op dat soort momenten denk ik altijd: je moet helemaal niet roepen: komt dat zien, komt dat zien, Maar: blijf thuis, blijf thuis!
Toch zit ook dat me niet lekker. Ik ben in principe voor een zo toegankelijk mogelijke natuur. De afgelopen twintig jaar was dat ook de afspraak. We zouden natuur gaan maken die tegen een stootje kon, meer natuur, robuuste natuur, en in ruil daarvoor zouden we niet zo moeilijk doen over een loslopende hond meer of minder, de verbodsbordjes zouden beetje bij beetje verdwijnen. Maar het eerste deel van die afspraak geldt dus niet meer, zoals we allemaal weten, die is eenzijdig opgezegd door dit kabinet.
Wat nu?
Ik denk er zelf weleens aan om de natuur als minder aantrekkelijk voor te stellen. Om te schrijven over de mogelijke aanwezigheid van een gevaarlijke wolf, of te wijzen op de gerede kans op giftige adderbeten. Of te melden dat het pad naar het wel erg flets gekleurde en vals zingende blauwborstje bezaaid ligt met teken met de ziekte van Lyme.
Maar ja, dan zou ik dus liegen.
Het enige wat ik kan bedenken is het volgende. We verenigen alle gebruikersgroepen in de natuur, van atb-ers, bootjesmensen en hondenuitlaters tot insecten- amfibieën en vlinderliefhebbers onder de slogan: wij willen meer natuur, dan mag er ook eens wat kapot.