Ze houden het uit in mijn tuinreservaat: de gierzwaluwjongen. In twee van de vier nestkasten waar ze met camera’s worden bespied zit nog een jong. De andere twee onderkomens geven hun geheimen niet prijs. Vier dagen geleden had ik de zomervogels al een goede reis toegewenst. Ik had verwacht dat ze de aangekondigde onweersbuien niet zouden afwachten en voor het weekend koers zouden kiezen naar het zuiden. Maar gierzwaluwen -ook al zijn ze piepjong- weten wel beter.
Het zware weer kwam uit het zuiden dus de nestkast bood een veiliger onderkomen. Ook vandaag zitten ze er nog, druk in de weer om alle insecten uit hun verenkleed te pulken. Als ze in de loop van deze week vertrekken is de zomer voorbij. Nu zijn het nog de ouders die ’s avonds hun gierende lokvluchten rond het huis uitvoeren om de jongen mee te krijgen. Daarna wordt het ijzig stil.
Dan zijn het de merels en hun kroost die de aandacht vragen. ‘s Ochtend vroeg als de wekker gaat arriveert pa op de rand van het balkon: tjakkend lokt hij me naar beneden waar hij op de terrasstoel naar de keukendeur staart. Hij wil rozijntjes en hij krijgt rozijntjes. Eerst neemt hij er zelf een stuk of vier, dan slaat hij in voor de jongen. Ook het vrouwtje komt langs.
Wie geeft er rozijntjes aan merels en hoe weet je dat ze dat lekker vinden? Enige jaren terug serveerde ik een bakje geroosterde zonnebloempitten met rozijnen. Ik had mijn rug nog niet gekeerd of: weg rozijnen. Vanaf die tijd serveer ik biologische rozijntjes aan de broedende merels. En met succes. Vanochtend landde er voor het eerst een staartloos mereltje op de tafel. Het jong had de plek ontdekt waar z’n ouders de vruchten pikken. Heel voorzichtig maar resoluut at hij de eerste rozijntjes weg. Ik weet het zeker: die kleine bruine gaat het wel redden.