Carlablog: Entre Deux
• 08-09-2014
• leestijd 2 minuten
Ieder jaar hetzelfde liedje. De tuin ziet het al aankomen: ze wordt in de steek gelaten voor een ander. Ze kennen elkaar niet, mijn twee tuinreservaten. De afstand is te groot en kan hooguit worden overbrugd door de gierzwaluwen die beide locaties aandoen. In vierentwintig uur kunnen zij de afstand van 1200 km makkelijk afleggen. Zij zouden kunnen verhalen over de gorges en de wei met wilde bloemen, over de strijd tegen de almaar oprukkende essen, en de weelderige rozen die het op de lemige klei beter doen dan op het Hilversumse zand. Maar dat doen de gierzwaluwen niet. Zij houden niet van onrust zaaien
Tussen de twee tuinreservaten dwaal ik af naar een echt reservaat, het Nationale Park Mercantour. De steile hellingen tussen de hoge bergen zijn bezaaid met fiere stengels van uitgebloeide bloemen. Dit park staat in m’n geheugen gegrift dankzij het boek Droomplanten van Anton Schlepers en Henk Gerritsen. Hun liefde voor planten werd ook door de natuur in dit park geïnspireerd. Verborgen valleien vol wilde witte narcissen, duizenden en duizenden bijeen als boterbloemen in een wei. En berghellingen met ontelbare plantensoorten in alle tinten door elkaar gehusseld. “Kleuren ‘vloeken’ niet in de natuur” leerde Henk me gedecideerd.
Henk en Anton volgden bij de aanleg van hun tuinen de natuur: het toepassen van wilde of zo oorspronkelijk mogelijke planten op plekken waar ze zich thuis voelen. Geen doorgekweekte cultivars waar de oorsprong nog moeilijk van te achterhalen is. Zo rijd ik door de bergpassen op weg naar mijn andere tuinreservaat. Zou het weten dat ik er aan kom? Zouden de gierzwaluwen het toch hebben verteld? Je weet het nooit en dat is maar beter ook.