‘Onvoldoende bekend.’ Dit is de status waarmee de bunzing op de Rode Lijst staat. Reden voor Zoogdiervereniging VZZ om dit jaar extra veel aandacht aan het dier te geven. Door de bunzing uit te roepen tot soort van het jaar 2008 hoopt de organisatie meer inzicht te krijgen in de toestand van het dier dat van oudsher overal in Nederland voorkomt.
Eens in de tien jaar wordt de status van inheemse zoogdieren bepaald en wordt een nieuwe (voorstel voor de) Rode Lijst van Kwetsbare en Bedreigde soorten opgesteld. De Rode Lijst vormt een belangrijke leidraad voor het beleid, zowel op landelijk, provinciaal als regionaal niveau. De basis voor het opstellen van een dergelijk Rode Lijst zijn waarnemingen in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF). Een analyse van de recente gegevens in de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) laat een afname in de verspreiding van de bunzing van vijftig tot vijfenzeventig procent zien ten opzichtte van 1950. Deze afname lijkt VZZ echter ‘onwaarschijnlijk groot’ gezien de het feit dat de bunzing nog wel regelmatig en verspreid over het land als verkeersslachtoffer wordt waargenomen. Volgens VZZ is de geanalyseerde afname eerder een gevolg van een tekort aan doorgegeven waarnemingen. Bunzingen zijn, in tegenstelling tot wezels en hermelijnen, vrijwel uitsluitend 's nachts op pad waardoor zichtwaarnemingen uiterst schaars zijn. Het aantal doorgegeven waarnemingen blijft daarom beperkt tot twintig tot dertig per maand. 'Het is dus zaak de verspreiding en aantallen komende tijd beter in beeld te krijgen', vindt VZZ. ‘We hopen dat door het uitroepen van de bunzing tot Soort van het jaar 2008 het aantal doorgegeven waarnemingen sterk zal toenemen.'
Van oudsher komt de bunzing vrijwel over het gehele land verspreid voor. De bunzing is niet gebonden aan een bepaalde biotoop, al heeft hij een voorkeur voor de nabijheid van water. De bunzing wordt vaak aangetroffen in oeverbegroeiing, maar ook in droge sloten, bij heggen en houtwallen en langs bos- en akkerranden. Het is een soort van kleinschalig landschap waarin voldoende dekking aanwezig is. De bunzing houdt zich graag in onderaardse holen op, en kiest hiervoor dikwijls holen van konijnen, of verlaten holen van vossen en dassen. Gedurende de winter verblijft hij ook veel in onbewoonde gebouwen en schuren, stallen of zolders en zelfs onder hopen stenen of hout.