Een jaar geleden verhuisde ik naar de Veluwe. Rondom het huis ligt een grote tuin - een vijver, mos, struiken en bomen. Tussen een rododendron en een houtwal staat een groene plastic ton. Een regenton dacht ik. ‘Nee, nee…,’ zei de vorige bewoonster toen ik voor het eerst met haar door de tuin liep. ‘Het is een compostbak.’ Zij tilde het deksel op. Boven walmende smurrie zwermden vliegen, tegen de plastic wand kleefden naaktslakken. ‘Het is een prima ding,’ zei ze, ‘als ie eenmaal op gang is geeft ie de beste compost.’ Geen bladeren, die hoorden tegen de houtwallen en vormden mest voor de bomen, dus alleen groenten, schillen en uitgebloeide bloemen.
Ik besloot ook compost te gaan produceren.
‘Dat lukt je nooit,’ zei een kennis met verstand van bloemen en planten. ‘Veel gedoe en het eindigt met een bak vol rottende prut, die ook nog slecht is voor de grond. Compost zit in plastic zakken en koop je voor een habbekrats bij het tuincentrum.’
Een tuinman meende dat het lastig was om een compostbak op gang te krijgen, maar ook weer niet zó moeilijk. Op internet las ik over de bacteriën die het afval verteerden. In een boek las ik dat aardappels nooit in een compostbak gegooid mogen worden, want die lopen uit en verteren niet. Ergens anders werden aardappels juist aangeraden want die zouden enzymen vormen en het proces versnellen. De vroegere bewoonster had me gezegd dat ik de groenten, schillen en bloemen eerst een week moest laten drogen; het mocht vooral niet té vochtig zijn. Het boek daarentegen raadde aan regelmatig water over het afval te gieten.
Na ook nog tegenstrijdige adviezen over eierschalen, citrusvruchten en koffieprut, besloot ik me verder geen zorgen te maken, al mijn groene afval in de compostbak te gooien en te zien wat er zou gebeuren.
Sinds een jaar loop ik één keer per week met een zak groen afval naar de compostbak. Ik haal het deksel van de bak, kijk naar de vliegjes, de slakken en de compostbrij en kieper er nieuw afval bij. Om de paar weken woel ik de inhoud van de ton door elkaar. De bak stinkt niet en als ik de schuif onderin de ton open doe komt er compost uit – niet te nat en niet te droog – het lijkt op de inhoud van de zakken die de tuincentra verkopen.
Er is één probleem. Ik woon alleen, eet meestal buitenshuis en zelfs als er bezoek is neem ik het mee uit eten. Een paar bossen uitgebloeide bloemen, schillen van vruchten en groenten – meer afval heb ik niet voor de compostbak. Eén jaar composteren en ik heb nog maar vier emmers compost.
Wanneer ik bij de supermarkt ben betrap ik me erop dat ik geneigd ben niet alleen een komkommer en een paar tomaten te pakken. Nee, ook nog een zak spinazie of wat witlof. Niet voor mij, maar voor de compostbak.