"Badplaatsen zeewaarts tegen zee beschermen"
• 19-05-2006
• leestijd 2 minuten
De badplaatsen Scheveningen, Kijkduin en Noordwijk kunnen het best tegen de zee beschermd worden door deze 'terug te duwen' met extra land. Meer land tussen de bebouwing en de zee heeft de voorkeur boven het treffen van maatregelen landinwaarts, bleek donderdag tijdens een bijeenkomst van betrokken partijen in het provinciehuis in Den Haag.
De drie badplaatsen aan de Noordzee zijn zwakke schakels in de Zuid-Hollandse kust. Ze moeten in de nabije toekomst maatregelen treffen om beschermd te zijn tegen een stijgende zeespiegel en heftige stormen. Bij het Flaauwe Werk op Goeree Overflakkee is een versterking van de duinenrij aan de landzijde wel het voorkeursalternatief. Voor Katwijk en de punt van Voorne zijn de voorkeuren nog niet bekend. De voorkeursoplossingen worden verder uitgewerkt, waarna een inspraakprocedure volgt. In 2010 moeten alle zwakke punten versterkt zijn.
Voor de zwakke schakels was er keuze uit drie alternatieven. De zeewering aan de kant van de zee versterken, aan de landkant of op de huidige plek. De oplossingen die er nu het voordeligst uitzien, zijn volgens Rijkswaterstaat, de provincie Zuid-Holland en de betrokken waterschappen en gemeenten het best als het gaat om veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, ecologische gevolgen, onderhoud en bouwkosten. In totaal kosten de versterkingen samen circa 260 miljoen euro. Eind 2007 moeten de definitieve plannen klaar zijn.
De zwakke plek van Scheveningen is ter hoogte van de Keizerstraat. Volgens de voorkeursoplossing moet daar het strand ongeveer 30 meter in de richting van de zee opschuiven. De plek van de huidige waterkering, tussen het strand en de boulevard, moet worden opgehoogd van viereneenhalve meter naar tien meter. Wethouder Marnix Norder (Bouwen en Wonen) van de gemeente Den Haag benadrukte dat het strand niet kleiner wordt dan het nu is. De aanpassingen maken het mogelijk om tussen de Keizerstraat en de Scheveningse haven een "aantrekkelijke nieuwe boulevard te maken".
Bron: ANP