Zeevogels uit het arctisch gebied krijgen het steeds moeilijker. De vogels moeten steeds verder vliegen naar de krimpende poolkap, zei de Belgische professor Claude Joiris maandag. Hij doet sinds 1974 onderzoek in het gebied.
Meer dan de helft van de zeevogels in het arctisch gebied zijn kleine alken, met meer dan 10 miljoen broedparen. ,,Ze broeden hoofdzakelijk aan land in Spitsbergen en Zuidoost-Groenland en vliegen tot aan de ijsgrens om dierlijk zoöplankton voor hun kroost te zoeken'', aldus Joiris. ,,In jaren met lage ijsbedekking wordt de afstand die ze dagelijks afleggen van nest tot ijs, meer dan 200 kilometer. Dat is te veel om met voedsel terug te keren naar hun kolonie. In dergelijke jaren ze zijn ze niet meer in staat om succesvol te broeden.''
Voor ijsberen is de situatie gunstiger. ,,Vroeger dacht men dat ijsberen grote oppervlaktes pakijs nodig hadden, maar dat is niet zo. IJsberen kunnen het terugtrekkende pakijs volgen, wat ook hun prooien (zeehonden) doen. Ze lijken dus niet onmiddellijk bedreigd.''
De voordelen
De krimpende ijskap biedt daarentegen wel veel meer ruimte voor walvissen. Onder meer de Groenlandse walvis, bultrug, gewone vinvis en blauwe vinvis, verplaatsen zich dan weer veel makkelijker van de noordelijke Stille Oceaan naar het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan. ,,Net daar waren de populaties door de jacht heel sterk achteruitgegaan.'' Door de vermindering van pakijsbedekking ten noorden van Canada en Siberië, kunnen ze beter trekken.
Professor Claude Joiris vertrekt woensdag met 50 wetenschappers voor een maand onderzoek op het onderzoekschip Polarnstern.