Er staan al heel wat sneeuwklokjes en andere bolletjes boven de grond die verrast zijn door de vrieskou. Ook groenblijvers laten hun bladeren slap naar beneden hangen. De winterharde planten zijn ondergronds gegaan en weten zich goed te beschermen tegen de kou. Ze kunnen flinke vorstperiodes overleven.
Waarom overleeft de ene plant wel en de andere niet? Planten bestaan uit cellen die o.a. gevuld zijn met water. Wanneer de temperatuur onder het vriespunt zakt bevriest het water en worden er kristallen gevormd die de vorm hebben van naalden. Deze kristalnaalden boren zich dwars door de cellen heen. De plant wordt lek geprikt en gaat dood.
Winterharde planten hebben hier iets op gevonden. Zij hebben een mechanisme dat bij kou suikers oplost in het water van de cellen. De suiker dient hier als antivries. Sommige planten onttrekken ook water aan hun cellen waardoor ze verdrogen. Daarom gaan bij wintergroene heesters de bladeren vaak slap hangen.
Niet winterharde planten hebben dit mechanisme niet. Ze worden lek geprikt door de ijskristallen en zullen strenge vorst niet overleven.
Als de vorst erg laat is zijn bolgewassen vaak al verder ontwikkeld. Met name narcissen zijn nogal vorst gevoelig. Vooral het laatst uit de grond gegroeide, jonge groen bevriest dan het eerst. Je ziet dan dat het blad om knikt en verdroogt. Op de bloemknoppen kunnen vorstblaasjes ontstaan waardoor de bloemdelen later niet goed ontluiken. Bolgewassen die bevroren zijn beginnen gewoon opnieuw maar je ziet dan dat ze kortere stengels hebben en dat de bloem vaak ook verstopt blijft tussen het groen.
Nu het zo stevig vriest kun je de bolgewassen afdekken met een dekje van stro.