De Nrc Next van afgelopen donderdag. Een foto van een rij nieuwe huizen in de Rotterdamse wijk Katendrecht. Daarvoor een weilandje omheind met een houten, Piet Hein Eekachtige schutting. Van het weiland is weinig meer over, een grote omgeploegde bende met hier en daar wat plukjes gras. Midden in het land liggen de boosdoeners. Slome Japie en blonde Arie, twee grote varkens. Ze liggen gelukzalig in het voorjaarszonnetje in hun zelf gegraven kuilen.
Maar boven de kop van Japie staat de ronkende tekst “Dat wordt straks smullen!’
De varkens zijn onderdeel van de steeds groter groeiende trend stadslandbouw: ‘wij houden ons bezig met het wortelen van de Rotterdammer, door liefde voor lokaal eten en drinken op te poetsen.’
Dat is mooi. Bij sla en prei is het te overzien, de liefde voor Japie en Arie is inmiddels huizenhoog. De nieuwe bewoners, veel vormgevers en architecten noemen zich varkensboer, kinderen zijn lid van de varkensclub, en de knorretjes krijgen kliekjes van iedereen. Het landje is de hangplek voor de hele buurt. Het brengt mensen samen. Ik citeer “de stadslandbouw stimuleert de in steden soms gebrekkige sociale cohesie.”
Ik dacht dat dat ook een reden is voor mensen om in de stad te gaan wonen. Er staat geen megasstal voor je neus en je hoeft niet met jan en alleman een sociale cohesie aan te gaan.
Het is ook veel makkelijker van Japie en Arie te houden dan van de miljoenen naamloze varkens die in een donkere stal in 6 weken uitgroeien tot karbonaadjes. Daar klaag je over als die in een stal vlak voor je huis komen te staan. Is dat flauw om over te beginnen?
Maar goed, hoe gaat het verder? In november, slachtmaand, zullen Arie en Japie er aan moeten geloven. Dat hoort bij het hele concept. Leven naar de seizoenen. Tijdens een buurtfeest met veel sociale cohesie worden ze ‘met respect’ opgegeten.
Niet jammeren kinderen, nu weten jullie tenminste waar de spekjes vandaan komen. Of jullie willen of niet.
Ik herinner me dat ik met mijn 2 oudere zussen in de Italiaanse dolomieten wandelde. Ik was een jaar of 12. We liepen langs een kleine boerderij waar wat kippen en konijnen scharrelden. We keken vertederd toe. Hé, maar dat ene konijn liep mank. Oh wat zielig. Mijn oudste zus waarschuwde de boer en wees naar het hinkelende konijn. Die liep zonder te aarzelen naar het konijn toe, greep hem bij zijn oren, pakte een stok en sloeg hem in een paar klappen morsdood.
Mijn zusjes en ik holden huilend naar huis. In 2 minuten hadden we een lesje over leven, dood en lokaal voedsel gekregen.
Slome Japie en blonde Arie genieten liggen ondertussen nog heerlijk in het zonnetjes.
De buurtkinderen lachen om die dikke luilakken en weten nog van niks. Dat wordt straks smullen.