Advocaat van de natuur en spreekbuis van het milieu.

Alma Huisken: Bomen

  •  
21-10-2012
  •  
leestijd 3 minuten
  •  
55 keer bekeken
  •  
alma_01.jpg
Het is een mooie herfstochtend. De zon valt schuin in de tuin en ik loop kromgebogen met een mand in de hand, als iemand uit een sprookje van Andersen, want ik sprokkel hout. Gevallen takjes, die in de zomerzon en -wind tot op het bot uitdroogden, vergaar ik omdat het gratis aanmaakspul is voor mijn houtkachel. De boeren om mij heen verwachten opnieuw een strenge winter, dus dan moet die kachel roken, of beter: branden.
Mijn tuin wordt omlijst door twee boomsingels, die je met enige fantasie, vooral wanneer ze vol in blad staan, bosjes kunt noemen. De twee bosjes waren al volwassen toen we hier kwamen, en zijn nu aan het uitgroeien tot vijftigplussers. Ze lichten in het voorjaar eerst op door knalblauwe Scilla siberica en later door wit fluitenkruid; nu, in de herfst, dans ik er over een tapijt van goud, omber en karmozijn, omdat alle bomen hun bladeren laten waaien.
Ik houd van bomen, net als de Engelse schrijver en natuurman Roger Deakin. In het graafschap Suffolk woonde hij in een eeuwenoud huis, dat hij als ruïne zonder dak aantrof en eigenhandig opknapte van boomstammen en zelfgezaagde planken. Tijdens de langzame verbouwing bivakkeerde hij buiten in een tentje, of binnen in de open haard, die zo groot was als een inloopkast. Al die tijd gaf hij ruim baan aan de zwaluwen en vleermuizen die in- en uitvlogen, onder het zinnige motto: zij waren hier eerder. Zelfs toen alle kamers klaar waren liet hij op de bovenetage enkele ramen openstaan, zodat ze er altijd in konden.
Bomen kunnen je vrienden zijn. Ik houd graag mijn hand tegen ze als er een felle storm woedt, tegen het gladde, harde hout van meidoorn of de grillige stam van een gigantische kraakwilg; langzaam wiegen ze tot ik er zelf duizelig van word. ‘Omgekeerd hoogtevrees’ noemde schrijver Robert Macfarlane die sensatie; hij ervoer dat toen hij naar een overweldigende sterrenlucht staarde, zoals ik ook eens deed, op een avond toen het heldere maanlicht me naar buiten joeg. Midden op het grasveld stond ik, met poes Saar draaiend rond mijn klompen. We zijn er allebei maar even bij gaan zitten, zo veel sterren, beren en melkwegen waren er te zien. Inderdaad, ‘inverted vertigo’.
Voor de Kelten leefden hemel, aarde en bos vast meer dan voor ons. Niet voor niets maten ze het jaar in bomen, of gewassen die zij bomen noemden, en wel in achttien stuks. Hier, in De Groene Luwte vind ik er vijftien; u wilt natuurlijk weten welke berk, lijsterbes, es, els, wilg, meidoorn, eik (een heeeeel kleintje maar toch, echt een eik), hulst, hazelaar, wijnrank, klimop, riet, vlier, populier en taxus. Drie ontbreken er uit de Keltische lijst: heide, zilverden en maretak. Hoewel ik ooit enkele giftige maretakbesjes behandschoend in holtes van een oude meidoorn smeerde, ontkiemden ze niet. Jammer, het was een mooie reden geweest om mij als Panoramix (de druïde uit Asterix & Obelix) rond midwinter in een wit gewaad te hullen en de plant met een gouden sikkel te snijden. Maar wat ik wél heb, zijn die vijftien. Het was altijd mijn droom om ooit in een tuin te leven met een kastanjeboom, een spar en een hazelaar. En die staan hier. Kom mee, dan laat ik ze u zien.
Delen:

Praat mee

Onze spelregels.

0/1500 Tekens
Bedankt voor je reactie! De redactie controleert of je bericht voldoet aan de spelregels. Het kan even duren voordat het zichtbaar is.

Altijd op de hoogte blijven van het laatste nieuws?

Maandag, woensdag en vrijdag versturen wij je alle informatie uit de radio en tv-uitzending en het laatste internetnieuws.

BNNVARA LogoWij zijn voor