Alice Athmer-Kloosterman: Nostalgische terugblik
• 30-07-2008
• leestijd 2 minuten
Bij een bouwput, midden in het winkelcentrum van ons dorp, zie ik een kleine jongen, turend door het gaas van het hekwerk ervoor, die verrukt uitroept: "Kijk eens mama een paardenbloem.'En waarachtig, daar staat op een ongewone plek en op een ongewoon tijdstip van het jaar, een gouden paardenbloem te pronken.
Waar iedereen achteloos aan lijkt voorbij te gaan, wordt opgemerkt door een klein ventje dat kennelijk nog het bijzondere ervan in kan zien. Deze dag krijgt voor mij daardoor een gouden randje en het brengt mij terug naar mijn eigen jeugd.
Ruim 75 jaar geleden groeide ik op in een klein dorp in het noorden van Friesland. Bij ons huis was er niet veel ruimte voor tuinieren, maar elk plekje waar mogelijk werd daarvoor benut. En van de sneeuwklokjes van mijn moeder heb ik nog altijd nazaten in mijn eigen voortuin staan. De rozen aan de struik tegen onze huismuur kon je ruiken, vooral als het geregend had, terwijl rozen tegenwoordig bijna niet meer geuren.
En waar vind je nog een sloot die zo helder is dat alle leven tot op de bodem is te zien, zoals in het slootje achter ons huis, met gele lissen langs de kant. Wij woonden aan een dijk, met voor en achter een wijds uitzicht over weilanden en akkers. Er was toen nog een grote verscheidenheid aan gewassen, met door het jaar heen de rijke bloei van gele koolzaadvelden, blauwe papapers, vlas en aardappelen.In de nazomer de gouden gloed van het rijpe graan, met daartussen de rode klaprozen en blauwe korenbloemen.
Na de geluiden bij het binnenhalen van de oogst, bereidde de natuur zich gaandeweg voor op de winterrust van de kale akkers met de vruchtbare zeeklei. Waarna, in het voorjaar, als door een wonder, uit de donkere aarde de gewassen opnieuw te voorschijn kwamen.
Het kleine jongetje dat nog geboeid kan raken door die ene paardenbloem, roept bij mij weer het beeld op van toen ik een klein meisje was. Zoals ik om mijn buik in het gras lag te kijken naar die mooie rode bloemetjes van het plantje guichelheil geheten, waartussen het gewriemel van talloze kleine beestjes. Of op mijn rug, gekoesterd door de warme zomerzon, naar het spel van de wolken in een helblauwe lucht.
Bij de herinnering daaraan beleef ik weer heel even dat geluksgevoel wat je ieder kind zou gunnen.