Aleid Truijens: Wandelschoenen
• 06-07-2007
• leestijd 3 minuten
Wandelschoenen
Je kunt de mensheid op een heleboel manieren in tweeën verdelen, maar één die altijd werkt is de waterscheiding tussen liefhebbers van natuur en cultuur. Mijn wieg stond in de stad en sindsdien heb ik altijd die tweede groep behoord. Niet dat ik een geleerde of culturele fijnproever ben. Maar ik hield altijd al meer van peuterboeken en kinderliedjes dan van duister fluisterende bomen met spookachtige gezichten, ijs met donkere, zuigende wakken, stranden met kinderen die elkaar met schepjes het hoofd doorkliefden of de brullende zee met verzwelgende golven.
Natuur is bedreigend voor bange mensen. Zij staat er ongenaakbaar bij en kan het best zonder ons mensen af. Als wij er niet meer zijn, slaapt zij er geen nacht minder om. Alles wat de mensenhand aan die wrede natuur heeft toegevoegd, stelt daarom gerust. Kijk, wij doen er wél toe. Wij hebben druiven in die steenharde grond geplant en nu drinken we lekker wijn. Wij hebben tijgers in een kooi gestopt en nu zijn ze tandeloos. Wij hebben mooie gebouwen neergezet met gerieflijke sofa’s. Zolang we daarop liggen en een boek lezen, hebben tijgers, verraderlijke bacteriën en tsunami’s het nakijken
Ook op kleinere schaal is natuur hinderlijk. Natuur, dat zijn de vlooien in je kat, de wesp in je cola, de muggen in de zeilboot, het knarsende zand in je broodje, de naalden van de zee-egel in je voet, de snikhitte in de auto, het enge geritsel tegen de dunne wand van de tent, dat je uit je vakantieslaap houdt.
Natuur: op z’n best een aangenaam decor voor cultuur bij mooi weer. Onder schrijvers en dichters heb je natuurlijk zemelaars die eindeloos stilstaan bij woeste of idyllische natuurtaferelen, waarin ze hun gemoed weerspiegeld zien. Die passages sla ik altijd over. Mijn favorieten geven me gelijk. ‘Natuur is voor tevredenen of legen’, dichtte J. C. Bloem. ‘Natuur is prachtig, maar ik moet er wel wat bij te drinken hebben’, vond Willem Kloos en Gerard Reve zei het hem na.
Ik geef ze nog altijd grotendeels gelijk, maar er is een kentering in zicht. Het zal we, zoals veel, met het ouder worden te maken hebben. Niet dat het graf gaapt, ik hoop tenminste van niet, maar ik ben redelijkerwijs ruim over de helft. Ik wil het eigenlijk niet toegeven, maar ik merk dat ik steeds meer van de natuur ga houden.
Soms zie ik mezelf dingen doen die ik altijd toeschreef aan bejaarde sukkels. Ik geef aangeschafte planten nu wel eens water. Ik koop spaarlampen en ecotomaten. Ontzettend braaf allemaal. Het is nog erger: ik wied hummend mijn tuintje ter grootte van een postzegel. Daar heb ik plezier in, het maakt mij almaar tevredener en leger.
Langzaam groeit het besef dat als we de wrede natuur niet zijn ongenaakbare gang laten gaan, ook die cultuur van ons ten dode gedoemd is. Eeuwenoude steden met steken niet leuk af bij een dode, bruine zee. In een broeikas groeien de druiven voor voortreffelijke wijnen niet lekker. Deze zomer ga ik naar de Pyreneeën.
Vertel het niet verder, maar ik overweeg de aanschaf van uiterst onflatteuze wandelschoenen.
Aleid Truijens,
8 juli 2007