“Daar lag eerst het strand,” zegt mijn vader en wijst met zijn hand naar de oprukkende zee die grote delen van het land tot zich heeft genomen. “De opwarming van de aarde eist ook hier zijn tol,” concludeert hij droog. We zijn in Noord-Afrika, Marokko, waar we over de Middellandse zee uitkijken. Een paar kilometer verderop ben ik geboren. Mijn vader rijdt me al de hele middag door deze streek tussen Nador en Saidia. Op die laatste een plek wordt een groot vakantieresort gebouwd. Een resort zo groot als een Nederlandse Vinex-locatie vol met golfbanen, luxe appartementen en met al die luxe komt een onverzadigbare honger naar water, dat in deze streken toch al zo schaars is. De Moulouya rivier die bij Saidia uitkomt in de zee voedt het landbouwland waar meloenen en mandarijnen worden geteeld. Nu is het gevecht om water in alle hevigheid losgebarsten tussen boeren en toeristen. Honderden vogels trekken op doorreis naar Afrika neer in de wetlands van de Moulouya rivier. Schildpadden leggen eieren in de duinen bij Saida. Ook dat ecologisch evenwicht is in gevaar gekomen. We rijden verder richting Nador waar een andere rivier in de lagune uitkomt voor de stad. Deze rivier is zo vervuild geraakt door de nabijgelegen industrie dat het water troebel is. Er hangt lucht van stank in de stad waar de bewoners ondertussen gewend aan zijn geraakt. Als ze frisse lucht willen gaan ze de stad uit. We rijden verder richting mijn geboortestreek in Beni Chiker. De weg is grillig en mijn vader rijdt harder dan goed is voor mijn zenuwen. Het landschap is ook grillig. Rotsen waar onkruid uit groeit. Heuvels met dennenbomen zo ver het oog reikt. Er zijn wilde varkens in de bossen gesignaleerd. Het is het voorjaar dus het landschap is groen. Hoe dichter ik bij mijn geboortedorp kom, hoe optimistischer ik word over het ecologisch evenwicht. Het lijkt alsof hier de mens nog geen al te hinderlijke aanwezigheid is geworden in de natuur. “Ze willen hier aan de kust ook een bungalowpark beginnen,” vertelt mijn vader tussen neus en lippen door als we het dorp binnenrijden. Ik knipper met mijn ogen want ik ken dit dorp niet meer terug. Er is nu electriciteit, er is een cafe en er wordt als een gek gebouwd. Dit zal over tien jaar een klein stadje zijn. Deze hele streek groeit en bloeit. Ik vergeleek deze wereld altijd een beetje met het oude Wilde Westen. Ver weg van de beschaafde wereld, ongerept en wild. Dat wilde is er nu wel een beetje vanaf. Het is het Bebouwde Oosten geworden, geen plek voor wilde vogels.