In de Tweede Wereldoorlog stonden ook regisseurs aan het front. Aan hen de taak te de oorlog te winnen met het nieuwste wapen: de filmcamera.
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, hoopten ook velen in Hollywood hun steentje in de strijd bij te kunnen dragen. Veel artiesten waren zich maar al te goed bewust van de kracht van Leni Riefenstahl’s filmpropaganda, en wisten dat de oorlog ook een strijd tussen verschillende narratieven was. In eerste instantie waren de studiobazen huiverig; Duitsland was nu eenmaal een belangrijke markt. Maar toen Pearl Harbor werd aangevallen, hadden ze echter weinig keus meer. Producenten, regisseurs en cameramannen werden naar het front gestuurd, vaak in opdracht van Washington, om de oorlog vast te leggen. Vanuit een Amerikaans oogpunt natuurlijk.
Deze docuserie, bestaande uit drie afleveringen, gaat over de vijf belangrijkste regisseurs die aan de Amerikaanse propaganda meewerkten: George Stevens, John Ford, William Wyler, John Huston, en Frank Capra. De serie toont vijf volstrekt verschillende karakters die de filmkunst allemaal volstrekt verschillend benaderden, en laat vervolgens zien hoe dit hun werk in de oorlog heeft beïnvloed. Ford en Huston waren levende contradicties; De eerste, een zelfbenoemde rebel met veel respect voor uniformen en traditionele waarden; de tweede een masculiene man, in de stijl van Hemingway, met een klein hartje. Wyler was een bescheiden Joodse immigrant uit het Franse Mulhouse die eigenlijk per ongeluk in Hollywood terechtkwam. Capra was eveneens een immigrant, met een grote bewijsdrang en een onkreukbaar geloof in de Amerikaanse Droom. Stevens tot slot maakte naam met lichte komedies die naar zijn smaak te weinig maatschappelijke waarde hadden.
Om hun verhaal te vertellen maakt Five Came Back gebruik van vijf moderne regisseurs die als talking heads dienen. Dit zijn niet de minsten: Francis Ford Coppola, Steven Spielberg, Lawrence Kasdan, Paul Greengrass en Guillermo del Toro. En voor de voice-over is Meryl Streep gestrikt. Deze grote namen zijn wandelende filmencyclopedieën en geven een zeer compleet beeld van het oorlogswerk van hun helden. Ze belichten de films, documentaires, en andersoortig beeldmateriaal zowel vanuit technische als historisch-maatschappelijk oogpunt. Zo zien we dat de beelden die Stevens van concentratiekamp Dachau heeft geschoten een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de veroordeling van Nazi-kopstukken tijdens de Processen van Neurenberg. Maar we zien ook voor welke cinematografische uitdagingen Ford staat wanneer hij een aanval op een mariniersbasis wil filmen.
Hoewel Spileberg en co. met veel liefde over het Hollywood van de jaren 40 spreken, zijn ze zeker niet kritiekloos. Zo bespreken zij hoe verschillend Duitsers en Japanners werden gerepresenteerd. Bij presentaties van Duitsers werd duidelijk gemaakt dat vooral nazi's en Hitler-sympathisanten slecht waren, terwijl het Japanse volk in zijn geheel werd ontmenselijkt en als verdorven werd gepresenteerd. De serie maakt duidelijk dat dit voortkomt uit dezelfde ideëen over ‘oosterlingen’ die hebben geleid tot twee van de zwartste bladzijden in de Amerikaanse geschiedenis: de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki en de Japanse interneringskampen in de VS.
De kritiek had wat verder kunnen gaan wanneer er ook wat meer focus werd gelegd op het negatieve nalatenschap van de oorlogspropaganda. De filmtechnieken die destijds werden gebruikt zijn later immers ook ingezet voor Hollywood-entertainment waarin Amerikanen kritiekloos als helden zijn gepresenteerd tegenover stereotiepe beelden van Vietnamezen, Arabieren of Russen. Gelukkig wordt wel de focus gelegd op het positieve nalatenschap. Five Came Back laat heel goed zien hoe de naoorlogse films van Stevens, Ford, Wyler, Huston en Capra beïnvloed zijn door hun oorlogservaringen. Daarbij wordt terecht veel nadruk gelegd op Wyler’s The Best Years of Our Lives. Spielberg noemt het Wyler’s beste film; het is misschien wel een van de mooiste Amerikaanse oorlogsfilms ooit gemaakt.