American Horror Story S11E01: sfeervol en spannend

Foto credit: FX Networks

New York City in 1981 vormt het decor van het elfde seizoen van American Horror Story , met een verhaallijn die oogt als een regelrechte hommage aan William Friedkins Cruising (1980): een thriller waarin Al Pacino een agent speelt die undercover gaat in gayclubs, op zoek naar een seriemoordenaar die het heeft gemunt op homoseksuele mannen.

In de openingsscène – geschreven door showrunners Ryan Murphy en Brad Falchuk - blijkt dat er in de verhaalwereld van American Horror Story ook een seriemoordenaar actief is. Alle vingers wijzen naar Big Daddy: een bruut die, uitgedost in een leren pak, ’s nachts de promenades van Central Park – waar mannen elkaar in die tijd ontmoetten voor een vluggertje – onveilig maakt. Hoewel Sam (Zachary Quinto) – een welvarende dandy – zich ook van meet af aan raar gedraagt tegenover zijn lover, fotograaf Theo (Isaac Powell).

De NYPD maakt intussen weinig aanstalten om – er zijn al vijf moorden gepleegd – onderzoek te doen. Hoewel er een closeted homo bij moordzaken werkt (Russell Tovey speelt Patrick Read), die op slimme wijze – zijn handen zijn dus gebonden dankzij de diepgewortelde homofobie bij het politiedepartement - zijn partner (Joe Mantello speelt journalist Gino Barelli) inschakelt om eens wat mensen in een nachtclub te bevragen.

En dan is er een wetenschapper (Billie Lourd speelt Hannah Wells) die op Fire Island – een eiland voor de kust van Long Island, gelegen in de staat New York – met een geheimzinnige ziekte besmette herten aantreft. Dat is vast een verwijzing naar de aidsepidemie, die in 1981 op het punt staat uit te breken – de horror uit American Horror Story is ditmaal afkomstig uit de echte wereld, zo lijkt het.

Terwijl American Horror Story al jaren wordt afgeschreven door critici – het is te flauw, te barok, te oppervlakkig – oogt de openingsaflevering van het elfde seizoen toch veelbelovend. Deze naargeestige trip down memory lane smaakt zonder twijfel naar meer.