Er is maar één ding nodig om het kwade te laten zegevieren: goedwillende mensen die niets doen
Humberto Tan lachte vriendelijk-ongemakkelijk toen Jack Spijkerman hem “donker en ook nog dom” noemde. Xiao Wang deed hetzelfde toen Gordon hem beoordeelde als de beste niet afhaal-Chinees. Waarom deden ze dat? Waarom zeiden ze niet gewoon: “Hé joh, dat is niet grappig?”
Van Talent-deelnemer Xiao Wang is het nog wel te begrijpen: hij was te gast in het programma en de jury moest hem beoordelen. Dan hou je je gedeisd, je volgt het motto: go along to get along , zoals je ook doet bij een sollicitatiegesprek bijvoorbeeld. De situatie voor Humberto Tan was anders: hij is zelf de gastheer, dus hij kan gasten zelf terechtwijzen. Toen Spijkerman zei “Ik mag dit zeggen” had hij natuurlijk moeten zeggen: “Van wie?”
Toch is het ook heel normaal en menselijk dat hij dat niet deed. Mensen zéggen vaak: “Ik zou er wat van zeggen!”, maar ze dóen het niet. In die zin zijn we allemaal sukkels die het bewaken van de harmonie en de gezelligheid belangrijker vinden dan opkomen voor jezelf of je waarden en principes. Als je van de buitenkant kijkt zeg je: “Ik zou het niet pikken”. Maar als het jezelf overkomt, hou je je mond en zeg je tegen jezelf: “Ach, zo erg is het ook weer niet. Hij bedoelde het niet kwaad.”
Dat is heel spijtig, want door je eigen sulligheid voor jezelf recht te praten, vertel je jezelf dat jouw zwijgen prima is. En, nog belangrijker: door gewillig mee te bewegen en vriendelijk te lachen, creëer je zelf actief een werkelijkheid waarin het veel makkelijker en waarschijnlijker is dat het patroon zich herhaalt, ook doordat jouw reactie die ander een boodschap geeft: het is goed, het kan. Het gevolg is dat je onwenselijk gedrag van anderen in stand helpt houden, bijvoorbeeld asociaal of onbeschoft gedrag, of seksisme en racisme.
In een onderzoek* werd vastgesteld dat vrouwelijke deelnemers dáchten dat ze er iets van zouden zeggen als een man in hun bijzijn een seksistische opmerking maakte. De meesten deden dit echter niet toen ze werkelijk in die situatie kwamen. Juist degenen die het belangrijk vonden om seksistisch gedrag te bestrijden, bleken de seksist (in werkelijkheid een handlanger van de onderzoekers) vervolgens positiever te beoordelen en als minder seksistisch te zien: het viel best mee wat ‘ie zei. Hiermee rechtvaardigden ze hun eigen zwijgen.
Doordat mensen vaak ook op elkaar letten om te bepalen wat er aan de hand is , ontstaat zo een situatie waarin iedereen denkt (inclusief de ‘dader’): blijkbaar kun je dit soort dingen gewoon zeggen. Het zwijgen kan op die manier de tolerantie voor dit soort gedrag vergroten. Iets wat begint bij één individu die niet durft of het gezellig wil houden, kan zo uiteindelijk grote gevolgen hebben.
Zwijgen is dus niet altijd goud. Kom je zelf eens in die situatie, denk dan aan het mooie citaat van Edmund Burke: Er is maar één ding nodig om het kwade te laten zegevieren: goedwillende mensen die niets doen.
* Rasinski, H., Geers, A. & Czopp, A. (2013). “I Guess What He Said Wasn’t That Bad”: Dissonance in Nonconfronting Targets of Prejudice. Personality and Social Psychology Bulletin, 39, 856-869.
Dit artikel is deels ontleend aan het nieuwe boek van Roos Vonk, “Je bent wat je doet”, dat in maart a.s. verschijnt bij Maven.
Het laatste boek van Roos is Lust, liefde en ellende (januari 2013)