In een onbekende situatie kijken mensen vaak naar anderen voor aanwijzingen. Doet niemand iets, dan leidt iedereen daaruit af dat het dus wel meevalt
Afgelopen weekend werden, via de nieuwe live-functie op Facebook, beelden getoond van de verkrachting en mishandeling van een 15-jarig meisje door een groepje jongens. De beelden werden live bekeken door minstens 40 mensen. Niemand belde de politie.*
Je bent geneigd om deze getuigen te zien als ongelofelijke hufters. Maar wat zij deden – of beter, niet deden – is in wezen een algemeen voorkomende reactie in dit soort omstandigheden. Regelmatig verschijnen berichten in het nieuws over noodsituaties waarbij vele omstanders aanwezig waren, maar niemand iets heeft gedaan. Volgens psychologisch onderzoek is een groot aantal omstanders juist de oorzaak dat niemand actie onderneemt. De verantwoordelijkheid om iets te doen is verspreid over veel mensen. Deze zogenoemde diffusion of responsibility beïnvloedt het gedrag van mensen in allerlei situaties die een beroep doen op de gemeenschapszin en hulpvaardigheid. Als de nood ernstig is, denkt iedereen dat een ander al wel actie ondernomen heeft.
In een onbekende situatie kijken mensen vaak naar anderen voor aanwijzingen. Doet niemand iets, dan leidt iedereen daaruit af dat het dus wel meevalt. Wat mensen zich niet realiseren, is dat die anderen óók kijken naar anderen. Zo staat iedereen dus af te wachten of iemand alarm slaat. En als niemand dat doet, denkt iedereen: niemand doet iets, dus het zal wel oké zijn. Dit verschijnsel heet pluralistic ignorance : je bent met z’n allen onwetend. Het heeft niet alleen grote invloed bij omstander-hulp en verwante zaken zoals pesten op het werk, maar ook bij groepsprocessen, bijvoorbeeld in vergaderingen (“Niemand stelt een vraag, dus ik ben kennelijk de enige die dit een stom idee vindt ”) en in de samenleving als geheel (“Niemand ziet klimaatverandering als urgent, dus het zal wel loslopen ”).
In deze voorbeelden gaat het om noodsituaties waar de omstanders elkaar zien, en elkaars inactie verkeerd interpreteren. Maar in de Facebook-live context zien de omstanders elkaar niet en weten dus niet wat anderen doen. Dit is vergelijkbaar met klassieke sociaal-psychologische studies naar het omstander-effect, waarin deelnemers getuige waren van brand of van iemands epileptische aanval: de deelnemers wisten dat er nog andere deelnemers waren, maar ze konden elkaar niet zien. Hoe meer anderen ze dachten dat er waren, des te kleiner was de kans dat iemand iets deed.
Bij de Facebook-live functie weet je als kijker niet hoeveel anderen er nog meer kijken, maar natuurlijk neem je aan dat je niet de enige omstander bent. En hoe erger het is wat je ziet, des te meer zul je geneigd zijn te denken: iemand zal vast al wel de politie gebeld hebben. Of: de Facebook-medewerkers zien het ook en gaan iets doen. Want Facebook houdt continu alles in de gaten, toch? Ze moeten alle content toch checken op seks, geweld en onwaarheden?
Dat mensen geen hulp bieden of zich anderszins onnozel of amoreel gedragen, komt vaak gewoon doordat ze aarzelen en geen autonome keuzes maken. Van nature zijn we nu eenmaal kuddedieren. Waar je ook bent, het is altijd goed jezelf de vraag te stellen: is mijn gedrag consistent met mijn eigen morele kompas? Wat ook helpt tegen het omstander-effect: erover lezen, zodat je het herkent als je het meemaakt. Bij deze.