Het veto van de 'sluipmoordenaar'
• 09-02-2015
• leestijd 5 minuten
Is een 'WikiLeaks' voor omstreden teksten en afbeeldingen de oplossing?
In de New York Review of Books schreef de Britse journalist Timothy Garton Ash deze maand een interessant stuk naar aanleiding van de Charlie Hebdo aanslag. Ash stelt in dat stuk dat wat er recentelijk met Charlie Hebdo in Parijs is gebeurd – en eerder ook met mensen als Theo van Gogh en Salman Rushdie, – gezien moet worden als een veto van de sluipmoordenaar, als een ‘Assassin’s Veto’.
Worsteling met radicale groepen Dit lijkt misschien een inkopper, maar dat is het niet. Eigenlijk worstelen we al geruime tijd met de vraag hoe we moeten omgaan met radicale groepen die schrijvers, kunstenaars en cartoonisten bedreigen met terreurdaden en met de vraag hoe deze dreiging zich verhoudt tot de vrijheid van meningsuiting. Traditioneel is de vrijheid van meningsuiting vooral een afweerrecht tegen de staat, een recht dat burgers inroepen als de overheid hun vrije meningsuiting wil beperken. In een democratische rechtsstaat moeten burgers vrij kunnen zeggen wat ze willen, zonder dat ze door de autoriteiten worden beperkt. Daar zit het idee achter dat machtsongelijkheid moet worden gecorrigeerd, dat zwakke partijen moeten worden beschermd tegen de willekeur van machtige partijen – de individuele burger tegenover de macht van de staat, en de minderheidsopinie tegenover de tirannie van de meerderheid.
Gerard Reve Denk aan een klassiek Nederlands geval als het ezelproces waarin de staat de schrijver Gerard Reve vervolgde voor godslastering omdat hij in een van zijn boeken beschreef hoe hij de liefde bedreef met God in de vorm van een ezel. Dat was in 1966 tegen het zere been van de toenmalige gelovige meerderheid en haar vertegenwoordigers in de regering. Een grondrecht als de vrijheid van meningsuiting is er dan om de vrijheid van zonderlingen als Gerard Reve te beschermen tegen inperkingen die de staat, of de meerderheid van de dag, aan dergelijke mensen wil opleggen.
Waar het probleem ligt Het probleem met recente dreigementen naar aanleiding van kritiek op de islam of afbeeldingen van Mohammed is dat ze heel slecht in dit traditionele raamwerk passen. We hebben het hier niet over een staat, of een meerderheid, die de opinie van een enkeling, of een kleine minderheid wil onderdrukken, maar over een kleine minderheid die met dreigementen de vrije meningsuiting van een meerderheid wil inbinden. De moslims in Europa zijn een kleine groep zonder veel maatschappelijk prestige in een overwegend seculiere omgeving. Toch zijn het juist elementen uit deze groep die het laatste woord opeisen over wat er ten aanzien van hun geloof gezegd mag worden en die met hun dreigementen ook enig effect sorteren.
De mismatch tussen deze nieuwe bedreiging van de vrijheid van meningsuiting en het traditionele raamwerk om over deze vrijheid te denken leidt tot analyses die onbevredigend zijn. De kruisridders voor de vrije meningsuiting willen de klassieke vrijheidsrechten onversneden handhaven, maar hoe doe je dat als je niet met inbreuken van de staat te maken hebt, maar met een kleine, amorfe groep in de samenleving? De staat kan door de rechter tot de orde worden geroepen, maar een ongrijpbare dreiging kan niet met een vonnis worden weggenomen.
De reactie De reactie vervalt dan al vrij snel in een roep om meer surveillance en grotere opsporingsbevoegdheden, dat wil zeggen om de inperking van andere rechtsstatelijke waarborgen, om die van vrije meningsuiting te redden. Dat is de rechtsstaat verder afbreken om de rechtsstaat te behouden. Bovendien, als meerderheid het veto van de terrorist al te voortvarend tegengaat met het omarmen en retweeten van kritiek en satire, dan kan dat dat weer makkelijk vervallen in een soort collectieve vernedering van een kleine minderheid.
De begripvollen, aan de andere kant, vestigen juist de aandacht op de heersende machtsverhoudingen. Kritiek op, en het parodiëren van, het geloof van een kleine minderheid is eerder een vorm van kleintjes pesten, wordt dan gezegd, dan van satire. Bovendien, als je een minderheid stelselmatig beledigt, dan moet je niet vreemd opkijken als ze een keer terugslaat. Het getuigt, zeggen de begripvollen tot slot, van slechte smaak om zo’n kleine minderheid steeds te willen schofferen. Deze aanmaning tot ingetogenheid en goede smaak betekent echter wel dat we een kleine minderheid de reikwijdte laten bepalen van onze vrijheid van meningsuiting. Het betekent dat onze vrijheid van meningsuiting ophoudt waar de lange tenen van een minderheid beginnen. Dat lijkt me voor een liberale democratie onacceptabel.
We kunnen geen enkele groep burgers het laatste woord geven over wat er in de publieke ruimte gezegd mag worden. Dan zou het snel afgelopen zijn met het vrije woord. Het grondidee van de liberale democratie is juist dat een burger zijn idee van wat heilig, waar, en juist is niet kan opleggen aan zijn medeburgers. Je moet leren accepteren dat andere mensen tekeningetjes kunnen maken van de dingen die heilig voor je zijn.
‘WikiLeaks’
Ash stelt een alternatief voo r. Hij roept op om een soort WikiLeaks voor omstreden teksten en afbeeldingen op te richten, een website waarvan de beheerders anoniem blijven en waar omstreden teksten en afbeeldingen voor iedereen toegankelijk kunnen worden gemaakt. Hiermee wordt het collectieve-actie probleem aangepakt dat het “veto van de sluipmoordenaar” oproept, het probleem dat media organisaties de verantwoordelijkheid om cartoons of andere omstreden uitingen te publiceren liever overlaten aan hun collega’s. Net zoals de Verenigde Staten WikiLeaks niet kon tegenhouden, zo zullen terroristen op een dergelijke website geen greep kunnen krijgen. Websites zijn makkelijker anoniem te houden dan kranten of radio- en televisieprogramma’s. Bovendien is het internet een minder opdringerig medium. Als je een cartoon niet wil zien, een uiting niet wil horen, of een tekst niet wil lezen dan zoek je de website niet op waar deze te vinden zijn.
Geheel overtuigend is deze oplossing nog niet. Het is maar de vraag of het niet juist leidt tot het verdwijnen van alles wat aanstoot geeft uit de reguliere media in de publieke ruimte. Als een website de publicatie waarborgt, waarom zou je dan nog je handen branden aan omstreden meningsuitingen? Maar het legt wel duidelijk de vinger op het probleem waar het om gaat en dat is niet het gebrek aan surveillancemogelijkheden, of een gebrek aan respect voor de gevoelens van een kleine minderheid. Het probleem is hoe de diverse mediakanalen open kunnen worden gehouden voor het soort kritiek en satire waarover de sluipmoordenaar zijn veto uitspreekt.