Hier spreekt niet langer een president zijn burgers toe, maar een politicus zijn aanhangers.
Retorica heeft een slechte naam in Nederland. Nederlanders zijn nuchter en wantrouwen retorische technieken en gepolijste taal. Ze vinden welsprekendheid snel bombastisch en misleidend. Toch is retorica, de kunst van het overtuigen, nog steeds een belangrijke vaardigheid in het recht en de politiek. Als het goed wordt toegepast kan het een pleit beslechten, mensen verbinden, een doorbraak bewerkstelligen of een beweging inspireren.
Donald Trump volgt uiteraard een van de grootste publieke sprekers van deze tijd op in het Witte Huis en niemand verwachtte van hem dat hij Obama zou evenaren met zijn inaugurele rede. Toch wist Trump grote menigten te trekken met zijn campagneoptredens. Hij bezit ontegenzeggelijk een zekere vaardigheid om mensen te boeien en te raken. Sinds vrijdag weten we echter dat retorische aanpak niet effectief is buiten de context van zijn campagnebijeenkomsten.
De retorische conventie van de inaugurele rede in de VS is om het land weer bijeen te brengen na een felle verkiezingsstrijd, om grootmoedig te zijn en bruggen te slaan naar je politieke tegenstanders. Trumps woordvoerster, Kellyanne Conway , beloofde van tevoren ook dat Trump een “beautiful, elegant speech” zou geven, die het land weer zou verenigen. Wat Trump ons echter gaf ― om een klassieke retorische drieslag te gebruiken― was geen retoriek van verbinding maar van onderscheid, geen retoriek van vertrouwen maar van wrok, en geen retoriek van hoop maar van angst. De Republikeinse commentator George Will beschreef Trumps inaugurele rede in The Washington Post als “the most dreadful inaugural address in history”. Van je partijgenoten moet je het hebben.
Wie de rede naleest ziet al snel hoe het misloopt. De rede begint inclusief met een appèl aan alle burgers van de VS: “We, the citizens of the United States.” Dat is het gebruik. De president is leider van de hele natie, niet alleen de mensen die op hem gekozen hebben. Maar al snel wordt een onderscheid gemaakt. Het gaat niet goed met “the people” stelt Trump, maar wel met de heersende klasse ― wisselend aangeduid als “Washington,” “the politicians,” of het “establishment.” De elite boert al jaren goed. Terwijl zij feest vierden in de hoofdstad veranderde de wereld van hardwerkende Amerikaanse families echter in een nachtmerrie ― werkeloosheid, armoede, roestende lege fabrieken, falende scholen en een bloedbad van misdaad en drugs. Trump valt met deze groteske beschrijving van het huidige Amerika terug op de klassieke populistische tegenstelling tussen het volk en de elite. Het “wij” waarmee hij van start ging omhelst niet iedereen. De inhalige en hebzuchtige elite is niet “het volk” en hoort er niet bij.
Weer wat later richt Trump zich in zijn rede nog specifieker tot “the forgotten men and women of our country” die niet langer vergeten zullen worden en tot de tientallen miljoenen burgers die tijdens de verkiezingen bijeenkwamen om hem tot president te kiezen ― “a historic movement the likes of which the world has never seen before.” Het “wij” in deze beschrijving van de recente verkiezingen heeft zich dan verengt tot alleen de Trump stemmers, bloemrijk omschreven als “een historische beweging zoals de wereld nooit eerder gezien heeft.” Hier spreekt niet langer een president zijn burgers toe, maar een politicus zijn aanhangers.
Ook in Trumps gebruik van de klassieke retorische modaliteiten ― logos , pathos , en ethos ― richt hij zich in de inaugurele rede primair tot zijn eigen volgelingen, niet tot de burgers in het algmeen. De logos , het rationele argument in de rede, bestaat vooral uit de instrumentele logica van het protectionisme ― sluit de grenzen voor goedkope producten en goedkope arbeidskrachten en de arbeidsplaatsen en middeninkomens zullen terugkomen naar de VS. Onder Trump zal het adagium worden: “Buy American and hire American.” Of dat de banen van de 20 ste eeuw zal terugbrengen in de steenkoolstaten en het industriële Middenwesten is maar zeer de vraag. De problemen van het industriële achterland zijn niet louter het gevolg van vrijhandel. Steenkool is niet echt de energiebron van de toekomst in een snel opwarmende aarde en de mijnbouw is in zijn huidige vorm bovendien verregaand gemechaniseerd. Daarnaast zal er ook zonder concurrentie van China door robotisering in de industrie veel minder werk zijn dan vroeger.
Het pathos, het onderdeel van de rede gericht op het opwekken van een emotionele respons bij de toehoorders, is voornamelijk negatief en donker. Trump schildert een beeld van Amerika als het soort samenleving dat we kennen van vigilante films uit de jaren 70 als Death Wish en Dirty Harry ― Amerika als een stedelijke jungle vol drugs en criminaliteit. Ook de internationale omgeving is voor Trump vijandig. Hij heeft het bijvoorbeeld over de radicale Islam die Amerikanen bedreigt en over buitenlanders die er met de Amerikaanse welvaart vandoor zijn gegaan: “The wealth of our middle class” stelt hij: “has been ripped from their homes and then redistributed all across the world.” Dat is niet een beeld dat Amerikanen in de verstedelijkte kuststreken van de VS zullen herkennen ― de stadsverloedering van de jaren 70 is goeddeels verdwenen en de VS gaat het naar internationale maatstaven economisch redelijk voor de wind ― maar het sluit wel aan bij de angsten van Amerikaanse burgers in het industriële achterland en het landelijke midden.
Tot slot is er het ethos , het beeld dat de spreker bij zijn toehoorders wil oproepen dat hij te vertrouwen is, dat hij één van hen is. Voor veel commentatoren is dit de zwakke plek van Trump. Hoe kan een miljardair en onroerend-goed magnaat geloofwaardig zijn voor gewone burgers, laat staan voor de kansarmen en de verliezers van de globalisering in zijn achterban? Toch lijkt zijn achterban hem te omarmen als een authentieke leider voor hun zaak. Daar zijn twee goede redenen voor. Ten eerste heeft Trump begrepen dat om de boze burgers aan te spreken je niet alleen begrip moet opbrengen voor hun dagelijkse problemen ― de insteek van Hillary Clinton ― maar dat je samen met hen ook boos moet zijn. De schrille toon van Trumps inaugurele rede schrikt grote groepen burgers af, maar het maakt hem een authentieke spreekbuis voor zijn achterban.
Ten tweede is Trump ondanks zijn miljarden tot op zekere hoogte ook een outsider. Trump, zullen New Yorkers je vertellen, komt van de “outer boroughs” ― het volkse Queens ― en niet van Manhattan. Manhattan is kosmopolitisch, elitair, elegant. Brooklyn en Queens zijn volkswijken waar tv-typetjes als Archie Bunker en The Nanny vandaan komen. De kitsch en het klatergoud van zijn hotels en casino’s, zijn accent, zijn poenerigheid en onbehouwenheid, schreeuwen allemaal: rijke uit de volkswijk die respect wil afdwingen met opzichtig vertoon van rijkdom. Dat maakt hem misschien een clowneske figuur voor veel hoogopgeleide Amerikanen, maar veel gewone Amerikanen accepteren hem als een gelijke, als iemand waar de elitaire snobs ook op neerkijken. Of de miljardair als president daarmee ook hun belangen zal behartigen is een andere vraag.