Omdat wij goedkoop vlees kopen, worden slachtdieren slecht behandeld en zitten ze hopeloos in de val als er brand uitbreekt
We letten op de prijs en op onze koopkracht. Maar armoede en rijkdom zit niet altijd in de portemonnee, betoogt Roos Vonk.
Ik zocht bij de Jumbo naar de senseo-pads van DE. Het hele schap was leeg. “Dat is een boycot”, legde de altijd vriendelijke winkelchef uit. “DE wil de prijs verhogen en daar doen we niet aan mee.” Aha, zo werkt dat dus: de grootgrutter laat de koffiebrander even voelen wie nou écht de baas is. En dat allemaal voor ons, de klanten! Wij willen goedkope boodschappen, de supermarkt regelt het!
Ik lig er niet wakker van dat de DE-pads er niet zijn. Maar steeds vaker lig ik wél wakker van iets anders: komt het nog wel goed met ons, als we geld zo belangrijk vinden? Van de week waren er weer twee grote stalbranden: 2000 varkens en 10.000 kippen levend verbrand (de overlevende 2000 kippen worden vergast wegens longschade en omdat het voersysteem niet meer werkt). Hoewel er levende dieren in een stal staan, hoeven ze niet beter te worden beschermd tegen brand dan elk ander produkt in elke andere fabriek. Een dier is een ding en zo’n stal is op dezelfde manier verzekerd als een loods met DE-koffiepads. Dat er tijdens zo’n brand niet hetzelfde aan de hand is, dat zie je pas op de foto’s na de brand.
Waarom worden die dieren niet beter beschermd, bijvoorbeeld met een sprinkler? Simpel, dat is te duur. AH en Jumbo willen die varkens inkopen voor een prikkie. Daar kan een veehouder geen brandpreventie van betalen. Omdat het goedkoop moet, kan het ook gebeuren dat alle dieren sterven als de elektriciteit uitvalt: dan werken de afzuiginstallaties niet meer en stikken ze. Omdat het goedkoop moet, staan de dieren op elkaar gepakt achter staal als in een echte fabriek, als artikelen, alleen leven ze nog. Nou ja, nog net.
Omdat het goedkoop moet, is er geen enkele controlecapaciteit (de sector ‘controleert’ zichzelf, “een kwestie van vertrouwen” noemt de sector dat) en is de hele keten exreem gevoelig voor fraude – niet alleen met het vlees, zoals inmiddels bekend , maar ook met de mest. Want omdat ons kabinet er ook nog wat aan wil verdienen met export – daar zijn ze weer, de euro’s waar het allemaal om draait – zijn er zoveel dieren in ons land dat we de mest niet kwijt kunnen. Je kunt stinkend rijk worden met het wegwerken van mest, ook op illegale wijze.
Zo worden onze bodem en ons water verpatst voor een paar centen. Niet alleen dankzij de boeven die de kluit belazeren, maar ook dankzij een overheid die sinds jaar en dag vindt dat we nóg meer dieren kunnen houden om nóg meer geld te verdienen. (Of we er echt mee verdienen is overigens zeer de vraag – waarschijnlijk niet – maar zeer oppervlakkig en op korte termijn bekeken líjkt dat in elk geval zo.)
Als burgers horen over al deze ellende, is hun eerste reactie om boos te worden op de overheid, de boeren of de supermarkten. (Even daargelaten de burgers die op zo’n moment gewoon zeggen: “Nou, het smaakt me anders goed. Lekker goedkoop, prima!” Die zijn er ook, maar onder ons gezegd, die sla ik niet hoog aan.) Die boosheid is begrijpelijk, maar niet terecht. Wij, consumenten en burgers, doen dit met z’n allen. Wij stemmen op partijen die het in stand houden. Wij kopen het en daarmee zeggen we impliciet: “Hier is mijn geld, mijn investering in jouw low-budget/bulk-handel. Doorgaan! Dit is wat ik wil!”
Wij vragen, de supermarkten en de boeren draaien, en de overheid vandaag de dag óók: politici willen kiezers trekken, dus ook zij bedienen de kiezer op datgene wat ie het belangrijkst lijkt te vinden: geld. Ja, we zeggen allemaal wel dat we visie, moraal en fatsoen belangrijk vinden en dat we van dieren houden. Maar boeren, supermarkten en politici kijken naar wat we dóen. In mijn boek Je bent wat je doet beschreef ik onlangs hoe dit werkt op persoonlijk, individueel niveau. Maar ook als samenleving zijn we wat we doen. We zijn een sjoemelende samenleving geworden. En dát is pas echt armoedig.
Doe er niet aan mee. Peter Singer zeg t: als je weleens iets anders drinkt dan water uit de kraan, heb je in feite genoeg geld – genoeg om te betalen voor iets wat je niet nodig hebt. Dan kun je het je ook permitteren om hier niet aan mee te doen. Je hoeft geen vlees te kopen uit de reguliere industrie. Je hoeft helemaal niet eens naar de supermarkt, sinds de opkomst van voedselcollectieven. Je hoeft niet te stemmen op een partij die goed is voor je koopkrachtplaatje ; je kunt stemmen op basis van je hoogste waarden in plaats van belangen. Je kunt idealen hebben en ernaar leven.
“Act as if what you do makes a difference. It does”, zei William James. Wat je doet, doet ertoe.